Al lang verkeert het vakantietoerisme in de greep van het economisch denken en sociologisch onderzoek. Op deze website wordt een gebalanceerder inzicht aangehouden: de toeristen zelf en hun ontmoeting met hun vakantiebestemming. De toeristen nemen wat hen aangereikt wordt en gebruiken dit voor hun eigen doeleinden; het zijn deze doeleinden die ons het meest interesseren en meer dan 25 artikelen op deze website gaan daar nu juist over: het toerisme van de toeristen.
Onder het hoofdje "Toerisme" is een nieuw artikel van mij toegevoegd over Klimaatsverandering (Juli 2020).
In februari 2020 heb ik een nieuw artikel toegevoegd in de rubriek "Toerisme" getiteld "Fenomenologie en het Toerisme".
Duurzame Ontwikkeling (1)
Topic: Duurzame Ontwikkeling (1)
Return to TopicsDuurzaamheid en de lifestyle van de toerist
PROFIEL van een TOERIST
1. Inleiding
Het onderwerp van dit artikel is het beter leren begrijpen hoe toeristen zich gedragen in omgevingen die hun vreemd zijn en dit onderwerp is vooral bedoeld voor diegenen die in het toerisme werkzaam zijn of zich met de studie van het toerisme bezighouden. Er wordt uitgelegd dat het bij toeristische activiteiten niet zozeer gaat om wat een vakantiebestemming aan te bieden heeft of wat toeristen van een bestemming verlangen, maar het gaat om wat op iedere bestemming voor ieder type toeristen van dienst kan zijn. Al vrij lang zijn er vele pogingen ondernomen deze types toeristen op een of andere wijze te classificeren met zowel wetenschappelijke als commerciële doeleinde in gedachte. Allereerst zal ik een overzicht presenteren van de belangrijkste profielschetsen en hun gebruik in de praktijk. Dan ontwikkel ik een kader om de intenties van toeristen te identificeren en in hoeverre die op hun beurt weer overeenstemmen met wat een bestemming te bieden heeft.
2. Attractie- en toeristentypes
Het toerisme betreft de ontmoeting tussen toeristen en hun vakantiebestemming en het is deze speciale relatie die wij nader zullen uitdiepen. Toeristen krijgen hun zintuigelijke waarnemingen van bronnen, die ook wel belevingsbronnen genoemd worden (q52). Daarnaast komt men ook andere termen tegen, zoals “toured objects” (q110) of ervaringssleutels (“experience clues”) (q169, q221, q66). De vakantietoeristen mogen er dan allemaal zo’n beetje hetzelfde uitzien met hun bonte vakantiekledij, dure tassen, camera’s en rare petjes, maar in feite ervaren zij ieder hun vakantie op geheel eigen wijze. Op het moment dat toeristen hun bestemming bereiken worden plaatselijke identiteiten – culturele, sociale of natuurlijke – geassocieerd met een betekenis die zij voor toeristen kunnen hebben, waarbij op dat moment die identiteiten in belevingsbronnen veranderen. Met andere woorden verleent iedere toerist een zekere waarde aan die belevingsbron waar hij of zij mee geconfronteerd wordt door middel van onder andere associatie, herkenning, vergelijking of verbeelding. De vraag hoe wij deze toegekende waarden kunnen onderscheiden leidt tot een inventaris van toeristenreacties op belevingsbronnen, dat wil zeggen dit leidt tot het resultaat van de bewerking van zintuigelijke waarneming (q52): het toerisme draait om wat op iedere bestemming ieder type toerist kan dienen, met een sterke nadruk op het binomium toerist-bestemming als kern van de toeristische activiteit.
Het zou dan ook onjuist zijn om de ontmoeting tussen bestemming en toeristen alleen maar als een stimulus-response model af te doen. Wanneer wij de ontmoeting tussen bestemming en toerist als een samenvloeiing zien van emoties met activiteiten als een existententieel authentiek proces van interacties dat bij beide kanten tot ervaringen kan leiden (q163), zullen wij veel beter het fenomeen toerisme gaan begrijpen.
De belevingsbronnen zelf kunnen onder andere op basis van economische waarde onderling onderscheiden worden. Op een toeristenbestemming vinden wij een aantal dienstverlenende activiteiten, zoals hotels, restaurants en touristattracties. Deze laatste kunnen onderverdeeld worden in hoofdattracties die de voornaamste aantrekkingskracht van een bestemming vormen en nevenbronnen die gebruik maken van het feit, dat er toch al toeristen aanwezig zijn (q52). Voor de attracties die speciaal voor toeristen ontwikkeld of aangepast zijn moeten de bezoekers betalen, met andere woorden vertegenwoordigen deze bronnen een economische waarde en zijn marktafhankelijk.
Vervolgens bestaat er ook de algemene omgeving van een bestemming, het normale dagelijkse leven met zijn socio-culturele achtergronden, dat geheel onafhankelijk is van de aan- of afwezigheid van toeristen. De bestemming deelt deze belevingsbronnen of ervaringssleutels met de toeristen en worden daarom ook wel de Gedeelde Belevingsbronnen genoemd (q52) en zij vormen de ruggegraat van iedere bestemming. Een van de karakteristieken van deze bronnen is, dat toeristen niet voor het gebruik ervan betalen en deze bronnen vertegenwoordigen dan ook geen directe economische waarde voor het toerisme. In de meeste gevallen ontvangt de plaatselijke bevolking ook geen geld voor de aanwezigheid van toeristen, behalve dan als resultaat van nevenactiviteiten zoals souvenirverkoop of door verbeterde lokale infrastructuur, bijvoorbeeld. Het moet duidelijk zijn dat de hoofd- en nevenbelevingsbronnen slechts een uitdrukking van de cultuur van een bestemming vormen, maar niet de belichaming ervan. Dit is een belangrijke observatie, omdat dit haaks staat op de meeste marketing technieken, waarbij marketing beperkt wordt tot die belevingsbronnen die economische waarde vertegenwoordigen, terwijl de fraaie vergezichten, schilderachtige kerkjes of kleurrijke klederdracht slechts als achtergrond gebruikt worden voor de promotie van specifieke toeristische attracties (q222). In marketing wat belangrijk is voor de plaatselijke mensen – het dagelijkse leven en hun omgeving – wordt naar de achtergrond geschoven om bezoekers de kans te geven hun geld te spenderen.
Terugkomend op de ontmoeting waarbij toeristen plaatselijke identiteiten omzetten in belevingsbronnen – die misschien onopgemerkt blijven of hartstochtelijk beleefd – duikt er bij het uitwerken van een classificatie van toeristen en waar zij voor gaan echter nog een vraag op: zo’n classificatie kan voor verschillende doeleinden aangewend worden, die ieder een eigen benadering vergt. Het voorspellen van de vakantieselectie voor iedere toerist kan een reden voor zo’n classificatie vormen, maar het kan ook het ontwerp van een nieuwe toeristische attractie zijn of het ontwerp van een marketingcampagne. Er is een aanwijsbare voorkeur in de academische wereld om zich meer op het voorspellen van de voorkeuren van toeristen te concentreren en er zijn dan ook een aantal practische benaderingen ontworpen, die hier eerst behandeld worden. Daarna volgen er twee theoretische methodes die zich meer op de algemene gezindheid van de toeristen concentreren en deze benaderingen kunnen bijvoorbeeld nuttiger voor de marketingsector zijn.
2A. De practische benaderingen
Er heerst eenstemmigheid, dat de classificatie van toeristen een lineaire schaal betreft, waarbij beide uiteinden slechts kleinere aantallen toeristen betreffen, terwijl de middensectie meer dan de helft behelst. In 1972 publiceerde Stanley Plog (q219) een van de eerste van dit soort modellen, die later psychografen zouden worden genoemd. Volgens hun profielen kunnen de mensen op deze schaal weergegeven worden en volgen daarbij een normale bevolkingscurve met het laagste aantal toeristen en reizigers aan beide uiteinden:
De alocentrische toeristen worden door het nieuwe en door het onbekende aangetrokken; zij zijn avonturiers en zijn zeker van zichzelf. Zij hebben een voorkeur voor afgelegen en afwijkende bestemmingen die weinig “toeristisch” zijn; daarbij regelen zij zelf hun vakantie. Gevaarlijke sporten zijn ook een optie. Ze tonen een duidelijke interesse in de plaatselijke cultuur en de levensstijl van de bevolking. Vrijwilligerswerk is een optie en daarbij houden zij zich ook intensief met de eigen mentale gezondheid bezig.
De psychocentrische toeristen zijn weinig avontuurlijk en onzeker en hebben dan ook een voorkeur voor bekende vakantiebestemmingen die op sociocultureel niveau op hun eigen thuisomgeving lijken. Zij reizen in georganiseerd verband. Daarbij zijn zij duidelijk met het eigen welzijn en lichaam bezig: spa’s, zonnebaden, massages of plastische chirugie zijn hier voorbeelden van. Zij tonen weinig of geen interesse in de plaatselijke bevolking of hun cultuur.
De mesocentrische toeristen kunnen tussen de twee vorige groepen geplaatst worden – zij zoeken evenwicht op verschillende niveaus tussen het nieuwe en het bekende.
In grafiek 1 aan het einde van dit artikel is het een en ander als samenvatting weergegeven.
In zijn meest actuele versie versterkt Plog de dualiteit van de schaal op basis van de graad van avontuurlijkheid (“venturesomeness”), die een hoger voorspellingsvermogen verschaft. Zes categoriën worden onderkend: “traditionals” (de traditionelen) – “sighseers” (de atractiebezoekers) – “journeyers” (voor de korte uitstapjes) – “voyagers” (de reizigers van lange reizen) – “pioneers” (de pioniers) – “venturers” (de avonturiers) (q81). Plog heeft over de jaren veel veranderingen in zijn modellen aangebracht en daarmee is het nut ervan nog steeds aanwezig, ondanks het feit dat de modellen duidelijk op de westerse levensstijlen gebaseerd zijn en dan vooral die van de VS. De laatste versies kunnen op deze link gevonden worden: http://besttripchoices.com/travel-personalities/quiz/.
Er moet wel rekening mee gehouden worden, dat de overgrote meerderheid van de toeristen zich ergens in het middengedeelte van de schaal bevindt. In de praktijk betekent dit, dat de verschillen tussen de toeristen die zich maar enigzins verwijderd van het centrum bevinden klein zijn en daardoor moeilijk te meten. Sterker nog, binnen de maatschappijen die onder sterke globaliserende invloeden staan zijn deze verschillen bijna onzichtbaar geworden. Het model van Plog kan nog steeds voor sommige landen van nut zijn – zoals in het geval van de VS. – maar voor andere continenten is het nut ervan zeer beperkt. De psychografen van Plog proberen de selectie van vakantiebestemming voor zekere groepen toeristen te voorspellen, maar het gebruik van dit model voor andere doeleinden, zoals de ontwikkeling van nieuwe toeristenattracties is onduidelijk.
Vanaf 1982 is Pearce (q156) begonnen een serie ideeën te ontwikkelen aangaande de rollen die toeristen spelen in tegenstelling tot die van reizigers in het algemeen. Pearce benadrukte niet zozeer het gedrag van toeristen zelf, maar ontwikkelde een serie criteria voor een taxonomische evaluatie van de typische toeristenrollen, die dan weer afgezet kunnen worden tegen de rollen van andere soorten reizigers. In zijn artikel van 1987 (q223) onderscheidde hij vijf concepten van soorten reizen: “environmental” (milieu) – “close encounter” (intensief contact hebben) – “spiritual” (spiritueel) – “pleasure” (plezier) – “business” (zakenreizen). Het gaat hier om een benadering, waarbij de subjectiviteit in een formeel model gezet wordt, wat gebaseerd is op de veronderstelling dat er typische toeristen rollen zijn die anders zijn dan ander reisgedrag. Een van de kritieken die hierop geventileerd is is, dat in recente jaren de World Tourism Organization de definitie wie een toerist genoemd kan worden enorm verbreed heeft, wat tegenwoordig betekent, dat de relatie reiziger-toerist in een ander licht is komen te staan, wat Pearce’s oorspronkelijke uitgangspunten ondermijnd heeft.
Deze twee pogingen om een classificatie van toeristen op te zetten zijn oorspronkelijk voor een duidelijk gebruik in de praktijk ontwikkeld. Nu zullen wij twee andere voorbeelden zien, waarbij wetenschappelijke benaderingen de hoekstenen vormen voor de classificaties van toeristen – de eerste gebaseerd op sociaal-psychologische gronden en de tweede gebaseerd op psychologische beweegredenen.
2B. De theoretische benaderingen
Eric Cohen (q30) volgde een fenomenologische redenering, waarin hij de mate waarin toeristen hun alledaagse wereld loslaten en zich concentreren op het Andere en het Onbekende in beeld bracht. De toeristenervaring zelf is een verstrengeling van aan de ene kant een vervreemding van de thuisomgeving en aan de andere kant het verlangen naar een hele andere omgeving. De mate waarin men neigt zich van de vertrouwde wereld (centrum-hier) los te maken en zich aan een wereld verderop (centrum-daar) te hechten kan behoorlijke verschillen tonen en resulteert in een reeks ervaringen (q159). Onderliggende reisbehoeftes en motieven kunnen onder toeristen hogelijk verschillen, waarmee het belang van de mentale afstand in het toerisme duidelijk wordt, meer nog dan de fysieke afstand. Gebaseerd op de vijf ervaringsoriëntaties van Cohen hebben Elands en Lengkeek (q159) een reeks van vijf ervaringsvormen opgezet als onderdeel van een kwantitatieve studie van mensen die in natuurgebieden gaan kamperen. Deze vormen lopen uiteen van het genieten (“amusements mode”) waarbij een persoon even uit zijn dagelijkse sleur stapt op zoek naar vertier, tot de dedicatievorm (“dedication mode”), waarbij de vervreemding van het dagelijkse leven zo sterk wordt dat de persoon naar nieuwe levensstijlen en plaatsen. op zoek gaat. Deze verschuivingen van ervaringsvormen of oriëntaties worden ook wel met twee andere termen in verband gebracht: reismotieven respectievelijk gebaseerd op het ontsnappen en op het zoeken (q35, q69, q68). Sommige toeristen blijven in hun normale dagelijkse levensstijl hangen, terwijl andere zich openstellen voor andere socioculturele omgevingen. Elands en Lengkeek (q159) proberen deze neiging te doorgronden van het dichtbij blijven of verder afdrijven van wat vertrouwd is als een dynamische vatbaarheid die directe en eerdere ervaringen van toeristensituaties beïnvloeden. De classificatie van deze subjectieve interpretaties en ervaringen kan als volgt samengevat worden:
Tabel 1: Sleutelkarakteristieken per ervaringsvorm – overgenomen van Elands en Lengkeek (q159) met toevoegingen van Marinus Gisolf
Ervarings oriëntatie: | Genieten | Verandering | Interesse | Verrukking | Dedicatie |
Subjectieve afstand | Dichtbij | Reizen vandaan | Reizen naartoe | Verweg | Onderdompelen |
Subjectieve Tijd | Korte periode | Een ander idee van tijd | Zo lang mogelijk | Zonder planning | Permanent |
Ruimte | Vertrouwd, symbolisch en fysiek | Ergens anders | Landschappen, indrukken, het liminale | Geheel anders, hoog niveau liminaliteit | Wereld achter de schermen |
Gezelschap | Vertrouwde sociale groepen | Zich bevrijden van thuisomgeving | Geëngageerde verhalen | Openstaan voor het onbekende | Het authentieke anders zijn |
Belevings bronnen | Hoofdbelevings bronnen | Hoofd- en nevenbronnen | Alle belevings bronnen | Vooral gedeelde belevings bronnen | Het plaatselijke leven |
Verwachtingen | Specifiek – fysiek georiënteerd | Goed ge-documenteerd | Gemengd | Wijd uiteenlopend | Het Onbekende |
Hier volgt een overzicht waarbij ervaringsoriëntaties aan concepten zoals behoeftes, verwachtingen en liminaliteit gekoppeld worden:
De oriëntering van het genieten: de verhalen en metaforen zijn goed bekend en creeëren geen conflict met de alledaagse werkelijkheid. De toeristen willen onderhouden worden en wijken niet van hun vaste sociale rollen af.
De oriëntatie van de verandering betreft een werkelijk verschil met het daagse leven en de behoefte daar van los te komen. Een typische metafoor voor deze oriëntatie is het “opladen van de batterijen”. Het onbekende wordt bewust opgezocht en de toeristen nemen bewust afstand van hun thuisomgeving, alhoewel de meeste niet te veel van de begane paden zullen afdwalen.
De oriëntatie van de interesse heeft veel duidelijkere implicaties op de verhalen en vooral de vergelijkingen. Het onbekende moet beleefd worden, de breuk met de eigen maatschappij is compleet en bewust worden liminale zones betreden. De metaforen hier betreffen het mystische en dat er meer tussen hemel en aarde is dan wij kunnen bevatten. De wilde jungle wordt gesymbolizeerd door de Grote Vijf in Afrika en de natuur door uitbarstende vulkanen en dichtbegroeide regenwouden.
De oriëntatie van de verruking is vooral op het eigen ik gericht. Toeristen dompelen in hun vakantieomgeving onder op zoek naar nieuwe waarden en ervaringen. Liminaliteit wordt bewust beleefd en ervaringen nemen een extientiëel karakter aan. Metaforen zeggen iets over diepe religieuze overwegingen, over verbijstering en verrukking. De toerist is bereid een transformatie te ondergaan.
De laatste ervaringsoriëntatie van de dedicatie is existentieel en motiveringen betreffen vooral het eigen ik. Liminaliteit wordt volledig beleefd en de toerist denkt er serieus over de drempel te passeren en onderdeel to worden van het plaatselijke leven. Metaforen betreffen de rol van de natuur voor onze planeet, zijn grootsheid en ongenaakbaarheid. Religieuze ervaringen vallen ook onder deze oriëntatie.
Het concentreren op een wat persoonlijkere socio-psychologischse benadering helpt bij de toepassing van deze classificatie op een breed scala van culturele omgevingen en nationaliteiten. Bij het ontwerpen of ontwikkelen van toeristenactiviteiten is het van belang de ontmoeting tussen toerist en bestemming te evalueren en daarbij vooral dan de mate, waarin een bestemming toeristen wil toelaten. Dit is weer nauw betrokken bij de analyse van de bestemming en de manier, waarop de diverse ruimtes en plaatsen in het toerisme behandeld worden, zoals verderop uitgewerkt zal worden.
Voor de ontwikkeling van het Toeristen Ervarings Model (TEM – in het Engels “Tourism Experience Model”) door J. Gnoth werd een pure psychologische beredenering toegepast (q163). De TEM tracht allereerst het proces van het ervaren te doorgronden dat aan de ervaringen zelf vooraf gaat. Hierbij moet men aan de ene kant de rol en wens beschouwen van de toerist om ervaringen op te doen en anderzijds het unieke karakter van een bestemming zien dat hierbij betrokken wordt. Gnoth and Matteucci (q163) leggen hierbij uit, dat het ervaren niet alleen afhangt van hoe het brein de activiteit waarneemt waar het in betrokken is op het moment van interactie met de directe omgeving, maar ook wat een bestemming wat mogelijke belevingsbronnen betreft te bieden heeft. Het brein van de tourist wordt zich van zijn vakantiebestemming bewust in twee welomschreven modaliteiten: het brein kan of de waarneembare normen, standaards en verwachtingen volgen van het soort persoon wiens waarneming de aanpassing aan vaste rollen zoekt, of het brein is humanistisch georiënteerd en zoekt de convergentie van emoties en situaties die het bestaan van het individu reflecteren. In die zin bestaat er een zekere overeenkomst met Cohen/Lengkeek’s versie wat de mate betreft, waarin het individu van de thuis omgeving afstand neemt. Met de beschrijving van de onderling verbonden processen, waarmee mensen veranderingen bereiken en ook kennis en kundigheid aanpassen als een functie van hun emotionele aanwezigheid in deze wereld, kan men beginnen te begrijpen hoe toeristen hun vakantiebestemming vorm geven en beleven (q163). De TEM is op twee assen gebaseerd: de activiteits-as (van het bevestigen en op het eigen ik gericht tot het verkennen en op het andere gericht) en de bewustheids-as (van autentieke rollen tot existentiële rollen). Deze assen laten vier elkaar overlappende gebieden zien: de egoïstische genieter (“egoistic pleasure seeker”) – de herontdekker (“re-discoverer”) – de kenniszoeker (“knowledge seeker”) – de holist (“holist”).
Egoïstische genieter: Bij deze groep beleeft de toerist de gebruikelijke gevoelens en voorziet wat relatief nieuwe omgevingen te bieden hebben en daarbij kan de intensiteit variëren door eigen keuzes en beslissingen.
Herontdekker: Hier begint de toerist zichzelf te herontdekken door te trachten eigen vaardigheden en kennis weer opnieuw op te poetsen.
Kenniszoeker: Het zoeken naar het nieuwe reikt verder dan alleen de bevrediging vooral wanneer het om een verkenning gaat en ook het brein naar nieuwe impulsen zoekt.
Holist: Wanneer het verkennende gedrag op spontane wijze speels en experimenterend wordt, als ook een existentiële en emotionele convergentie gezocht wordt, dan wordt activiteit iets creatiefs en holistisch, waarbij momenten eerder als ‘Gestalt’ beleefd worden dan als onafhankelijke detalles.
Een verdere dimensie bij de bewustheid en activiteit is dan de toeristenbestemming zelf als de fysieke en mentale ruimte die in een verwante plaats verandert op het moment dat de toerist die binnentreedt en beleeft. Dit laat het type rol zien die de bestemming op zich neemt bij deze interactie (q163) en het is dit punt dat de vraag oproept hoe de verschillende interventies in een bestemming onderscheiden kunnen worden.
3. Classificatie van de bestemming
De vier tot nu toe genoemde classificaties – Plog, Pearce, Cohen/Lengkeek en Gnoth – zijn onderdeel van de vele pogingen, die opgezet zijn om het gedrag van de toerist te beschrijven, een classificatie van toeristen vast te stellen of om een schaal van levensstijlen te ontwikkelen. De volgende stap is nu om de corresponderende belevingsbronnen te classificeren met het oogmerk te zien bij welke verschillende toeristenoriëntaties ze passen. Al eerder was er een onderscheid genoemd: de hoofd- en nevenbelevingsbronnen met economische waarde tegenover die belevingsbronnen waar toeristen vrijelijk van kunnen genieten. Er zijn nog andere vormen om belevingsbronnen te onderscheiden. De structuur van de ervaring is gebaseerd op de interactie van toeristen met plaatsen, mensen en dingen. Echter wat op een bestemming een plaats is, is in wezen een onbekende ruimte voor een toerist. Het is deze relatie tussen ruimte en plaats die vormt geeft aan de ontmoeting tussen toerist en bestemming en resulteert in de toeristische activiteit. Plaats houdt ruimte in en een ieders thuis is een plaats in een ruimte. Een plaats vergt menselijke inmenging; het is iets dat slechts over de tijd een vertrouwdheid krijgt en dan vooral in het geval van het eigen huis (q165). Het begrip plaats gaat verder dan alleen iets fysieks en overtreft de tastbare kwaliteiten zoals maat, proporties en karateristieken (q173). Een plaats is wat mensen maken van een ruimte met een emotionele aanhankelijkheid en interactie. Tuan (q171) omschreef plaatsen als “vermenselijkte ruimtes” en vroeg zich daarbij af hoe mensen die herkenden en begrepen, en hoe er een betekenis aangegeven werd.
In de praktijk betekent dit dat de eigen slaapkamer een intieme plaats is, terwijl een hotelkamer alleen maar een ruimte is om te slapen. Dit is een interessante waarneming. Beide kamers hebben een soortgelijke structuur en intentie, maar de eerste bevat een wereld aan emoties en indrukken die over een lange periode ontwikkeld zijn, wat niet van de hotelkamer gezegd kan worden, die slechts een vervreemde ruimte voor een paar nachten is. Dit voorbeeld wordt nog interessanter, wanneer we het geval van de zogenaamde “home stays” erbij betrekken, waarbij toeristen in ruimtes slapen die duidelijk plaatsen voor de bewoners van het huis zijn. Toeristen mogen dan zogenaamd even achter de coulissen van het plaatselijke leven kijken.
Voor de lokale bevolking is hun dagelijkse omgeving een kwestie van plaatsen, terwijl toeristen allereerst een bestemming als onbekende ruimtes ervaren, wat de ontmoeting tussen bestemming in brede zin van de term en toeristen in een gecompliceerde verstrengeling van ruimte/plaats concepten omzet (q222). De concepten ruimte en plaats kunnen beide door toeristen in belevingsbronnen omgezet worden, maar in het toerisme worden beide concepten verschillende kenmerken toegekend. Als een plaats gedefinieerd kan worden als gerelationeerd, historisch en betrokken op een identiteit, dan kan de ruimte die niet gedefinieerd kan worden als gerelationeerd, historisch en betrokken op een identiteit gedefinieerd worden als een non-plaats (q166). Internationale hotel ketens, luchthavens of grote winkel “malls” zijn hier voorbeelden van. Dan zijn er de grote en beroemde toeristenattracties, die speciaal voor hen ontwikkeld zijn en die een ruimte vormen die specifiek voor toeristen is. Dit betekent dat de plaatselijke bevolking die deze attractie bezoekt hetzelfde gevoel van een afstandelijke ruimte krijgt, alhoewel in het verleden die zone voor hen een bekende plaats geweest moet zijn. Toeristen kunnen proberen deze ruimtes om te zetten in voor hen herkenbare plaatsen, maar zij blijven slechts onder toeristen (q222). Het ligt anders voor die ruimtes waar toeristen en plaatselijke bewoners in een plaatselijke omgeving onder elkaar komen. Deze ontmoeting opent vele mogelijkheden voor toeristen om te proberen ruimtes in plaatsen om te zetten door hun eigen inzet, wat weer afhangt in welke mate die toerist bereid is mentaal afstand te nemen van zijn eigen thuisomgeving. In deze gemengde ruimtes zijn toeristen vaak niet-betalende bezoekers. Toeristen en de lokale bewoners komen niet alleen in de gemengde ruimtes onder elkaar, dit geldt ook voor openbare plaatsen. Het publiek in een concertzaal zijn allen luisteraars onafhankelijk van hun achtergrond. Dit geldt tot op zekere hoogte ook voor de gemenge plaatsen, waarbij toeristen een echte kans krijgen aan plaatselijke activiteiten deel te nemen. Tenslotte zijn er ook die plaatsen die exclusief voor de bewoners zijn in hun thuisomgeving en in hun dagelijkse leven, die moeilijk voor toeristen te penetreren zijn, hoewel er voorbeelden zijn, zoals vrijwilligers werk of het voorbeeld van de rugzakreizigers.
Tot nu toe zijn er 5 contactzones in vakantiebestemmingen aan bod gekomen: de non-plaatsen, toeristenruimtes, gemengde ruimtes, gemengde plaatsen en het echte plaatselijke leven, ook wel het leven achter de coulissen genoemd: “backstage”. De analyse van de rol van ruimtes en plaatsen als onderdeel van het toerisme als activiteit op een vakantiebestemming is in Tabel 1 uitgezet tegen de socio-economische factoren van mogelijke belevingsbronnen.
Tabel 1: De verdeling van ruimte en plaats onder de belevingsbronnen (tabel door Marinus Gisolf uitgewerkt)
Hoofd bel.bron | Neven bel.bron | Lokale initiativen | Gedeelde bel.bron | Backstage | |
Non-Plaatsen | Strand Resorthotels, Int.Hotel ketens, mega toeristen attracties | Malls | |||
Toeristen ruimtes | Groter attracties, beroemde stranden | Musea, kleinere attracties (rafting etc.), souvenir winkels | Festivals, openlucht tentoonstellingen | ||
Gemengde ruimtes | Religieuze ruimtes | Stranden, typische lokale attracties, stadspleinen etc.Nationale Parken | Festivals, markten | Landschappen, warenhuizen, concertzalen, beroemde pleinen kerken | |
Gemengde plaatsen | Lokale restaurants, discotheek | Rurale toeristische proyecten, lokale festivals of straatfeesten | Lokale winkeltjes, theaters etc.straatleven, markten | “Home stays” | |
Lokale Plaatsen | Straatleven, lokale buurten | Thuis |
Om terug te komen op de ervaringsoriëntaties zoals die in dit artikel gepresenteerd zijn kan er nu een figuur ontworpen worden, dat als algemeen kader dient voor wat op iedere bestemming kan dienen voor welk type toerist. In Figuur 1 geeft de horizontale as de verschillende ervaringsoriëntaties aan zoals die door Elands en Lengkeek voorgesteld waren (q159) en waarbij bezoekers in het algemeen zijn toegevoegd, terwijl de vertikale as de socio-economische belevingsbronnen weergeeft.
De verschillende gebieden die de diverse ruimte/plaats verhoudingen weerspiegelen zijn in de figuur aangegeven. Figuur 1 is een denkbeeldig model, dat de intensiteit aangeeft, waarmee toeristen van de verschillende toeristen attracties en belevingsbronnen gebruik maken, wat weer afhankelijk is van de mate, waarin de toerist afstand van zijn thuisomgeving neemt en ook de mate waarin de toerist alternatieve ervaringen opzoekt. Een zelfde soort figuur kan ontworpen worden op basis van de TEM (q163). De breedte van iedere kolom (ervaringsoriëntaties) heeft geen enkele betrekking op absolute aantallen toeristen. Dit soort cijfers bestaan niet aangezien de verdeling arbitrair is. Er bestaan vele bezoekers en bezoekers/toeristen, maar of zij werkelijk de zogenaamde “echte” toeristen in aantallen overtreffen is maar de vraag en anders voor elke bestemming. Figuur 1 dient als theoretische model, dat helpt op een bestemming te identificeren, welke manieren van ervaren door welke type belevingsbron gegenereerd wordt en dit model dient daartoe twee doelen. Het eerste doel is, dat dit model helpt alle belevingsbronnen in een bestemming te identificeren en dan vooral degene die geen directe economische waarde voor het toerisme betekenen; het tweede doel betreft de indicaties die het model aangeeft voor welke ervaringsoriëntaties van toeristen deze belevingsbronnen kunnen dienen. Dit model zal er voor iedere bestemming anders uitzien, ofschoon de algemene opzet waarschijnlijk geen grote verschillen zal tonen.
Een voorbeeld van het gebruik van dit model zou een tourist kunnen zijn die via een vragenlijst of interview geïdentificeerd is tussen de ‘verandering’ en ‘interesse’ oriëntaties in volgens de indeling van Elands en Lengkeek (q159) of ergens tussen de ‘herontdekker’ en ‘holist’ van Gnoth’s TEM (q163). Volgens Figuur 1 zal deze toerist de non-plaatsen willen vermijden en zal slechts beperkt gebruik maken van de toeristentuimtes. Dit zijn al duidelijke indicaties voor tour-operators of reisbureaus bij het voorbereiden van rondreizen. Bij dit voorbeeld is het ook duidelijk dat direct contact met de plaatselijke bevolking belangrijk voor deze toerist is met daarbij een voorkeur voor gedeelde belevingsbronnen en verder alles wat met een plaatselijke bevolking gedeeld kan worden en deze toerist zou ook wel eens zich in omgevingen bewegen die eigenlijk alleen voor het thuisvolk bestemd zijn. De hotelkeuze neigt naar de kleinschalige gezellige hotelletjes met een informele atmosfeer. Verder neemt deze toerist zijn eigen initiatieven, wat betekent dat een vakantie met een huurauto en flexible programma optimaal zouden zijn.
-
Slotopmerkingen
Wat normaal gesproken de toeristenprofielen worden genoemd en de bestaande interesse in deze classificaties voor marketing moeten met een zekere voorzichtigheid behandeld worden. Een geïsoleerd profiel zonder context bestaat niet. Profielen, classificaties of persoonlijke karakteristieken zijn allemaal relatieve en subjectieve concepten. Daarnaast is het goed nog eens de twee hoofdargumenten van dit artikel te belichten: men kan het ervaren van de toerist niet scheiden van de toeristenbestemming. Het tweede argument gaat over het belang en het gebruik van de data, die door deze classificaties gegenereerd zijn.
Het eerste argument kan niet genoeg benadrukt worden: in dit artikel wordt uitgelgd, dat bij toeristen activiteiten het niet gaat om wat een bestemming te bieden heeft of wat de toeristen van een bestemming verwachten, maar het gaat erom wat op een bepaalde bestemming kan dienen voor ieder type toerist. Een bestemming vertegenwoordigt de fysieke en mentale ruimte, die in een aanverwante plaats verandert, wanneer de toerist er zich mee verbindt en er een wisselwerking ontstaat. De betrokkenheid van toeristen met hun vakantiebestemming hangt van de persoonlijke instelling af, die op zijn beurt weer geclassificeerd kan worden op basis van psychologische en socio-psychologische gronden, zoals in dit artikel uitgelegd is.
Het tweede argument betreft het doel, waarmee de classificaties zijn ontwikkeld en dat kan dan voor de marketing van specifieke toeristenproducten zijn of voor de ontwikkeling van toeristenattracties bij een bestemming, om maar eens twee voorbeelden te noemen. De data aangaande de toeristenprofielen kunnen aangewend worden om het gedrag van een toerist op zijn vakantiebestemming, hun vakantie- of bestemmingskeuzes of hun manier van ervaren te voorspellen. Hierbij duikt echter wel een probleem op, want er zijn meer factoren die een rol spelen: de externe factoren. Slecht weer, geldproblemen, overval, hittegolf, tropische stormen of ongelukken kunnen allemaal hun stempel op het gedrag van toeristen drukken. Allereerst kunnen externe factoren de vakantiekeuze beïnvloeden, die de toerist van zijn vaste stramien doet afwijken en daarbij kan op de bestemming afwijkend gedrag door bovengenoemde factoren optreden. Met andere woorden wat direct interfereert met de belevingsoriëntaties is de vorm en mate, waarin toeristen op externe factoren reageren. Onder andere hangt dit weer af van de mate, waarbij de toerist zijn normale logica volgt en reageert zoals hij in zijn thuisomgeving gereageerd zou hebben of zelf naar oplossingen zoekt voor de (onverwachte) situatie waarmee hij geconfronteerd wordt. Tot nu toe is er relatief weinig onderzoek verricht naar de reacties van toeristen op negatieve externe factoren volgens hun ervaringsorïentaties zoals hiervoor uiteengezet.
Daarnaast bestaat er in de 21ste eeuw nog een heel andere praktijk die vaak het “toerismezapping” wordt genoemd, waarbij toeristen verschillende vakantietypes mengen: een paar dagen in een spa-hotel, daarna een avontuurlijke tour, dan nog wat cultuur en om niet te vergeten, dat er ook aan het eigen ik gewerkt wordt met een korte Reiki cursus. Tenslotte wordt de vakantie afgerond in een duur strandhotel (q150). Figuur 1 helpt bij het selecteren van deze diverse elementen. Vooral nu onder globalizerende invloeden wordt het combineren van verschillende types belevingsbronnen en bestemmingen steeds populairder.
Bij een vakantiebestemming is het vergelijken van toeristenprofielen met zekere toeristenattracties een noodzakelijke etappe, ten eerste voor de marketing en ten tweede om mogelijkerwijs de lokale infrastructuur te kunnen aanpassen aan de verwachtingen – van de bestemming aan die van de toeristen en andersom. Figuur 1 gaat daar nu precies over. Het opstellen van een inventaris op een bestemming van alle attracties op grond van karakteristieken, die weer passen bij soortgelijke psychologische karakteristieken van de toeristen is van vitaal belang als onderdeel van waar het toerisme nu eigenlijk om draait. Deze inventaris kan vergeleken worden met het bestaande beeld van de bestemming en de ‘brand’ ervan, terwijl tour operators en reisagenten hiermee geholpen worden om makkelijker de belevingsbronnen te classificeren op grond van de marktsegmenten waar zij het meest bij betrokken zijn.
Een laatste opmerking: vanaf het begin van de 21ste eeuw is het overgrote deel van de toeristen electronisch ‘gemobiliseerd’ en daarmee is het concept in hoeverre een toerist los komt van zijn thuisomgeving in een ander licht komen te staan. Het is moeilijk afstand te nemen wanneer men dag en nacht met het thuisfront in contact staat – of in contact kan staan. Van een tijdelijk breuk met de eigen omgeving is dan eigenlijk geen sprake. Dit zijn nieuwe ontwikkelingen en het is nog onduidelijk wat de gevolgen voor de instelling zijn, waarmee de verschillende ‘types’ toeristen met deze technologie omgaan, maar het zou mij niet verbazen, als ik binnen een paar jaar dit artikel weer geheel herschrijven moet!
De verschillende gebieden die de diverse ruimte/plaats verhoudingen weerspiegelen zijn in de figuur aangegeven. Figuur 1 is een denkbeeldig model, dat de intensiteit aangeeft, waarmee toeristen van de verschillende toeristen attracties en belevingsbronnen gebruik maken, wat weer afhankelijk is van de mate, waarin de toerist afstand van zijn thuisomgeving neemt en ook de mate waarin de toerist alternatieve ervaringen opzoekt. Een zelfde soort figuur kan ontworpen worden op basis van de TEM (q163). De breedte van iedere kolom (ervaringsoriëntaties) heeft geen enkele betrekking op absolute aantallen toeristen. Dit soort cijfers bestaan niet aangezien de verdeling arbitrair is. Er bestaan vele bezoekers en bezoekers/toeristen, maar of zij werkelijk de zogenaamde “echte” toeristen in aantallen overtreffen is maar de vraag en anders voor elke bestemming. Figuur 1 dient als theoretische model, dat helpt op een bestemming te identificeren, welke manieren van ervaren door welke type belevingsbron gegenereerd wordt en dit model dient daartoe twee doelen. Het eerste doel is, dat dit model helpt alle belevingsbronnen in een bestemming te identificeren en dan vooral degene die geen directe economische waarde voor het toerisme betekenen; het tweede doel betreft de indicaties die het model aangeeft voor welke ervaringsoriëntaties van toeristen deze belevingsbronnen kunnen dienen. Dit model zal er voor iedere bestemming anders uitzien, ofschoon de algemene opzet waarschijnlijk geen grote verschillen zal tonen.
Een voorbeeld van het gebruik van dit model zou een tourist kunnen zijn die via een vragenlijst of interview geïdentificeerd is tussen de ‘verandering’ en ‘interesse’ oriëntaties in volgens de indeling van Elands en Lengkeek (q159) of ergens tussen de ‘herontdekker’ en ‘holist’ van Gnoth’s TEM (q163). Volgens Figuur 1 zal deze toerist de non-plaatsen willen vermijden en zal slechts beperkt gebruik maken van de toeristentuimtes. Dit zijn al duidelijke indicaties voor tour-operators of reisbureaus bij het voorbereiden van rondreizen. Bij dit voorbeeld is het ook duidelijk dat direct contact met de plaatselijke bevolking belangrijk voor deze toerist is met daarbij een voorkeur voor gedeelde belevingsbronnen en verder alles wat met een plaatselijke bevolking gedeeld kan worden en deze toerist zou ook wel eens zich in omgevingen bewegen die eigenlijk alleen voor het thuisvolk bestemd zijn. De hotelkeuze neigt naar de kleinschalige gezellige hotelletjes met een informele atmosfeer. Verder neemt deze toerist zijn eigen initiatieven, wat betekent dat een vakantie met een huurauto en flexible programma optimaal zouden zijn.
-
Slotopmerkingen
Wat normaal gesproken de toeristenprofielen worden genoemd en de bestaande interesse in deze classificaties voor marketing moeten met een zekere voorzichtigheid behandeld worden. Een geïsoleerd profiel zonder context bestaat niet. Profielen, classificaties of persoonlijke karakteristieken zijn allemaal relatieve en subjectieve concepten. Daarnaast is het goed nog eens de twee hoofdargumenten van dit artikel te belichten: men kan het ervaren van de toerist niet scheiden van de toeristenbestemming. Het tweede argument gaat over het belang en het gebruik van de data, die door deze classificaties gegenereerd zijn.
Het eerste argument kan niet genoeg benadrukt worden: in dit artikel wordt uitgelgd, dat bij toeristen activiteiten het niet gaat om wat een bestemming te bieden heeft of wat de toeristen van een bestemming verwachten, maar het gaat erom wat op een bepaalde bestemming kan dienen voor ieder type toerist. Een bestemming vertegenwoordigt de fysieke en mentale ruimte, die in een aanverwante plaats verandert, wanneer de toerist er zich mee verbindt en er een wisselwerking ontstaat. De betrokkenheid van toeristen met hun vakantiebestemming hangt van de persoonlijke instelling af, die op zijn beurt weer geclassificeerd kan worden op basis van psychologische en socio-psychologische gronden, zoals in dit artikel uitgelegd is.
Het tweede argument betreft het doel, waarmee de classificaties zijn ontwikkeld en dat kan dan voor de marketing van specifieke toeristenproducten zijn of voor de ontwikkeling van toeristenattracties bij een bestemming, om maar eens twee voorbeelden te noemen. De data aangaande de toeristenprofielen kunnen aangewend worden om het gedrag van een toerist op zijn vakantiebestemming, hun vakantie- of bestemmingskeuzes of hun manier van ervaren te voorspellen. Hierbij duikt echter wel een probleem op, want er zijn meer factoren die een rol spelen: de externe factoren. Slecht weer, geldproblemen, overval, hittegolf, tropische stormen of ongelukken kunnen allemaal hun stempel op het gedrag van toeristen drukken. Allereerst kunnen externe factoren de vakantiekeuze beïnvloeden, die de toerist van zijn vaste stramien doet afwijken en daarbij kan op de bestemming afwijkend gedrag door bovengenoemde factoren optreden. Met andere woorden wat direct interfereert met de belevingsoriëntaties is de vorm en mate, waarin toeristen op externe factoren reageren. Onder andere hangt dit weer af van de mate, waarbij de toerist zijn normale logica volgt en reageert zoals hij in zijn thuisomgeving gereageerd zou hebben of zelf naar oplossingen zoekt voor de (onverwachte) situatie waarmee hij geconfronteerd wordt. Tot nu toe is er relatief weinig onderzoek verricht naar de reacties van toeristen op negatieve externe factoren volgens hun ervaringsorïentaties zoals hiervoor uiteengezet.
Daarnaast bestaat er in de 21ste eeuw nog een heel andere praktijk die vaak het “toerismezapping” wordt genoemd, waarbij toeristen verschillende vakantietypes mengen: een paar dagen in een spa-hotel, daarna een avontuurlijke tour, dan nog wat cultuur en om niet te vergeten, dat er ook aan het eigen ik gewerkt wordt met een korte Reiki cursus. Tenslotte wordt de vakantie afgerond in een duur strandhotel (q150). Figuur 1 helpt bij het selecteren van deze diverse elementen. Vooral nu onder globalizerende invloeden wordt het combineren van verschillende types belevingsbronnen en bestemmingen steeds populairder.
Bij een vakantiebestemming is het vergelijken van toeristenprofielen met zekere toeristenattracties een noodzakelijke etappe, ten eerste voor de marketing en ten tweede om mogelijkerwijs de lokale infrastructuur te kunnen aanpassen aan de verwachtingen – van de bestemming aan die van de toeristen en andersom. Figuur 1 gaat daar nu precies over. Het opstellen van een inventaris op een bestemming van alle attracties op grond van karakteristieken, die weer passen bij soortgelijke psychologische karakteristieken van de toeristen is van vitaal belang als onderdeel van waar het toerisme nu eigenlijk om draait. Deze inventaris kan vergeleken worden met het bestaande beeld van de bestemming en de ‘brand’ ervan, terwijl tour operators en reisagenten hiermee geholpen worden om makkelijker de belevingsbronnen te classificeren op grond van de marktsegmenten waar zij het meest bij betrokken zijn.
Een laatste opmerking: vanaf het begin van de 21ste eeuw is het overgrote deel van de toeristen electronisch ‘gemobiliseerd’ en daarmee is het concept in hoeverre een toerist los komt van zijn thuisomgeving in een ander licht komen te staan. Het is moeilijk afstand te nemen wanneer men dag en nacht met het thuisfront in contact staat – of in contact kan staan. Van een tijdelijk breuk met de eigen omgeving is dan eigenlijk geen sprake. Dit zijn nieuwe ontwikkelingen en het is nog onduidelijk wat de gevolgen voor de instelling zijn, waarmee de verschillende ‘types’ toeristen met deze technologie omgaan, maar het zou mij niet verbazen, als ik binnen een paar jaar dit artikel weer geheel herschrijven moet!
…
Geef een reactie
Duurzaamheid en Toerisme
Alle rechten voorbehouden. De gehele of gedeeltelijke reproductie is verboden zonder de toestemming van Marinus C. Gisolf en zonder bronvermelding
DUURZAAMHEID
Inleiding
De duurzaamheidsdiscussie is op gang gekomen, omdat er een aantal zaken bezig zijn behoorlijk scheef te lopen: biodiversiteit vermindert, ozon lagen worden aangetast, broeikas effecten beginnen voelbaar te worden en bevolkingsgroepen worden achtergesteld (q192, q188, q190, q193). Er zijn langzamerhand zoveel symptomen, dat het op een ziekte lijkt die een behandeling op globaal niveau vergt (q179). De duurzaamheidsprincipes zijn oorspronklijk als antwoord op deze problematiek ontwikkeld. Daarbij gaat mijn interesse vooral uit naar de rol die het toerisme in een duurzame ontwikkeling speelt en ook de mate, waarin deze duurzaamheid het toerisme kan versterken. In het eerste geval gaat het erom te voorkomen, dat het toerisme zich zelf door niet-duurzame acties vernietigt. Het tweede geval betreft onder andere een soort duurzame ontwikkeling, dat een milieu creeërt, waar het toerisme goed gedijt, er geen vervuiling plaats vindt en het ook veilig voor toeristen is. Een stabiel politiek klimaat, een gedegen economie en goed opgeleide werkkrachten zijn tekenen, dat een duurzame ontwikkeling het toerisme kan versterken.
Om in te kunnen zien hoe diep het vernielende element is ingeworteld in vooral de westerse maatschappijen en waarom er de noodzaak ontstaan is ons milieu met andere ogen te gaan bekijken, zal ik eerst in vogelvlucht het een en ander in historisch perspectief zetten en ook een overzicht geven van de ontwikkeling van de relatie van de mens tot zijn omgeving.
De problematiek
Vanuit een juridisch oogpunt is het interessant te zien hoe de rol van ons milieu met de tijden veranderd is. Het gaat dan om zaken die deel uitmaken van het collectieve onderbewust zijn van een hele maatschappij of van een grote groep mensen, die hetzelfde milieu delen. Hoe men – vanuit een juridisch oogpunt – het milieu en de natuur bezag, is over de eeuwen behoorlijk veranderd. Het Romeinse recht onderkent in deze twee belangrijke begrippen: een zaak of een goed kan niemand toebehoren en er zijn zaken of goederen die iedereen toebehoren. Deze begrippen staan bekend in het Latijn als res nullius en res comunis (zie bijv. q216, q84). De vlinder die zorgeloos voortdwarrelt heeft geen eigenaar; echter op het moment dat zij gevangen wordt, krijgt zij wel een eigenaar en houdt op res nullius te zijn en is een gewoon goed geworden. In het geval van res comunis denken wij aan zaken die ons allen toebehoren, zoals de lucht die we inademen, het zonlicht of de zee. Deze zaken hebben nooit een eenmalige eigenaar.
Hoe meer mensen er op de planeet zijn, hoe sterker de tendens, dat minder zaken tot de categorie res nullius behoren en de goederen die ons allen toebehoren van nog groter belang worden. En het moge duidelijk zijn, dat de natuur in de vorm van flora en fauna van origine tot de res nullius gerekend werd (q84).
De mens heeft zich altijd rond zijn milieu georganiseerd; sociale of economische structuren zijn erop gericht geweest een plaats in het milieu en in de natuur te waarborgen en het is deze relatie van de mens tot zijn omgeving, die door de geschiedenis heen aan veranderingen onderhevig is geweest.
Vanaf de ontwikkeling van de eerste homo sapiens concureerde deze met alle verdere dieren in de natuur om voedsel te vergaren. De natuur had geen eigenaar, de mens vormde onderdeel van de natuur en had het begrip ‘eigendom’ nog niet uitgevonden. Toen de mens de landbouw begon te ontwikkelen ontstond er de situatie, waarbij men zich bewust begon te worden, dat er zaken in de natuur waren, die wel een hele groep mensen toebehoorden, maar dat de dieren hiervan uitgesloten moesten worden. In juridische termen is het feit van het uitsluiten de basis voor het begrip eigendom (q114).
De negatieve invloeden, die de landbouw en veeteelt hadden kunnen hebben, werden verzacht door het feit, dat de mens (en dan denken we aan 20 of 30 duizend jaar geleden) zich nog onderdeel van de natuur voelde. De magie van het groeien en de band met de aarde stond voorop in het besef van het milieu. Vanaf het moment dat de mens niet meer rondtrok en dorpen begon te vormen – die later steden zouden worden – is de band met de natuur en het milieu geleidelijk veranderd. Het een en ander was ook het gevolg van het Godsbegrip en het geloof van de mens als Zijn creatie. De visie van de mens in het centrum van het universum heeft ook geleid tot de ontwikkeling van het privee-eigendom. De mens bedacht zich het recht toe om iets te hebben, waarvan alle anderen uitgesloten zijn – een ontwikkeling die vooral in de westerse wereld van belang zou blijken te zijn (zie bijv. q220).
Pas veel later in de geschiedenis van de mensheid ontstond er een noodzaak om res nullius tot op zekere hoogte te gaan beschermen, waardoor er de figuur ontstond van het openbaar- of staatsbezit. Dit geldt voor die goederen waarvan een zekere bevolking het recht heeft juist niet uitgesloten te zijn, maar mensen van andere nationaliteiten wel. Zoals we verderop in dit stuk zullen zien, spelen hier ook economische overwegingen: de natuur – nog in vele streken een res nullius en als zodanig zonder economische waarde – eenmaal gevangen, gekapt of geschoten verandert in eigendom met economische waarde.
Vanaf de zeventiende eeuw zijn de concepten van het persoonlijk en openbaar eigendom volop ontwikkeld en wel tot zo’n hoge mate, dat het privee-eigendom een absoluut karakter gekregen heeft en bijna onaantastbaar geworden is. Hierdoor werd de band met het milieu, de natuur en de maatschappij verbroken, als ook de verantwoordelijkheid jegens dat milieu: het recht van eigendom is tegenwoordig zelfs het recht om eigen eigendom te vernietigen (q84). Mocht er in vroegere tijden nog een overeenstemming heersen over hoe een plaatselijk milieu behandeld moest worden, is zelfs die band – en daarmee een enorm stuk sociale solidariteit – verloren gegaan ten gunste van het onaantastbare eigendom, dat iedere inmenging door mensen, milieu of andere noodzakelijke overwegingen voor het behoud van een gemeenschap, buitensluit. En daarmee komt ook ter sprake, dat eigendom maar gedeeltelijk gezien wordt als een recht voor de toekomst van familieleden. In de westerse maatschappijen bestaat er, gedeeltelijk vanwege hogere rechtszekerheden, levensverzekeringen en hoge belastingen over erfenissen, ook nog eens een tendens, dat de toekomst van de volgende generaties in mindere mate een bron van zorg vormt. Met alle zogenaamde zekerheden komt dat wel goed, denkt men dan. De afnemende religieuze interesse die daar het gevolg van is, het leven in het heden, de modieuze kant ervan, het gevoel van ‘je leeft maar een keer’ en een steeds dominerende rol van “dit is van mij en niemand kan daar aan komen” beginnen te overheersen. Het gevoel van eigendom in de westerse wereld gaat zo ver, dat niet eens kinderen of kleinkinderen daarin betrokken worden. Eigendom vormt een bijna onlosmakelijk geheel met het ego van de mens. Niet alleen de overwegingen over toekomstige generaties spelen een marginale rol, maar ook de solidariteit met de medemens en het milieu is voor een groot stuk verdwenen. De zaken die geen eigenaar hebben bestaan bijna niet meer en zelfs de zaken onder de res comunis staan onder druk, en niet alleen vanwege vervuiling, maar ook door de steeds verder groeiende tendens alles in deze wereld op een of andere manier als ‘eigendom’ te willen kenmerken – hetzij privee of van de staat. Het drinkwater is hier een voorbeeld van.
Economisch gezien in moderne markt gestuurde economiën betreft het begrip rijkdom alleen wat geldelijke waarde heeft. Goederen of diensten, waarvan de waarde niet in geld uitgedrukt kan worden (markt wisselwaarde), worden niet onder het begrip ‘rijkdom’ gerekend (q97). Dit betekent, onder andere, dat de natuur daar ook niet onder valt, omdat die doorgaans geen (financiële) marktwaarde vertegenwoordigt. De vernieling van de natuur wordt vervolgens niet als een verlies gezien. Integendeel, deze vernieling vormt een belangrijk onderdeel voor de toename van rijkdom – bezien vanuit het oogpunt van markteconomiën.
Dit is niet altijd zo geweest. In voorgaande eeuwen waren de kapitaal georiënteerde economiën niet alleen op de waarde der dingen gericht, maar was er ook een inhoudelijke kant vanuit het oogpunt van het kapitaal. Een initiatief vergt een investering en dit moet tot de productie van goederen leiden. De investering begint als zodanig een economisch leven te leiden. Met kapitaal produceert men. Echter is dit inhoudelijke begrip vooral na de tweede wereldoorlog naar de achtergrond gedrongen, terwijl de formele kant – de waarde ergens van wordt door de markt bepaald – nu geheel de overhand heeft (q97). Dit heeft in groeiende mate geleid tot het gebruik van kapitaal om meer geld te verdienen zonder echter productief bezig te zijn. Het speculeren op de beurs is hier een voorbeeld van: een “spel” met geld waarbij de één rijker wordt en de ander armer. De handel in onroerend goed, het verzekeringswezen als ook de handel op de deviezenmarkt kunnen in deze context worden genoemd. Wat centraal is komen te staan is hoeveel men verdient en niet zozeer hoeveel iemand produceert – fysiek, mentaal of cultureel.
De toenemende druk in markteconomiën om kapitaal te reproduceren heeft geleid, onder andere, tot een steeds kortere productie cyclus. Voornamelijk op twee manieren komt dit tot stand: door ervoor te zorgen dat een product een kortere levensduur heeft of door er een mode-element aan te verbinden, waardoor dit product na enige tijd – ouderwets geworden – zijn markt waarde verliest en vervangen wordt, hoewel het nog in uitstekende staat kan verkeren. Simpelweg gezegd, om maar te kunnen blijven produceren op een steeds hoger ritme en daarmee toegevend aan de dwang om steeds sneller winsten te produceren moet er een voortdurend groeiende productie zijn. De consequenties voor de natuur hiervan zijn tweeërlei: in toenemende mate worden er grondstoffen aan de natuur onttrokken en, ten tweede, is er een snel groeiende berg afval die aan de natuur wordt ‘teruggegeven’ door het steeds sneller afdanken van het geproduceerde. Beide effecten leiden tot de vernieling van de natuur, maar dit wordt niet als een economisch verlies gezien, maar eerder als een ingebouwd noodzakelijk onderdeel om meer (geldelijke) rijkdom en ontwikkeling te creeëren.
Het is tot de markt gerichte economiën doorgedrongen, dat de natuur niet vervangen kan worden en dat de reproductie ervan relatief langzaam verloopt. Dit betekent, dat als het kapitaal op langere termijn de eigen reproductie wil veilig stellen, er beschermende maatregelen genoemen moeten worden wat de natuur betreft. Dit heeft tot het toch wat merkwaardig gevolg geleid, dat er in vele markteconomiën in de bescherming en ook het ‘repareren’ van vernielde natuur geïnvesteerd wordt, ondanks het feit dat die natuur zelf nog steeds geen marktwaarde wordt toegekend en de vernieling ervan op monetair gebied niet te meten valt. Vanuit markttechnisch oogpunt investeert men in de bescherming van iets wat markttechnisch niet bestaat.
Het zijn deze markt economische inzichten, die vooral gedurende de laatste 150 jaar een grote vlucht hebben genomen en mede schuldig zijn aan de enorme verwoesting der natuur.
De mensheid leeft op voet van ongelijkheid met de natuur. Gedurende de tweede helft van de twintigse eeuw is de vermindering van de biodiversiteit nog nooit zo snel gegaan (q217). Echter staat dit verlies aan biodiversiteit nergens in de wereld als een economisch verlies genoteerd. Het moge duidelijk zijn, dat gedurende deze periode de limieten van duurzaamheid overschreden zijn en de snelheid, waarmee de natuur zich reproduceert nu ver achterligt bij het ritme, waarmee het kapitaal zich vernieuwt. Met andere woorden gebruiken we de aarde meer, dan dat zij ons kan geven. Onze aarde heeft zo haar beperkingen wat natuurlijke bronnen betreft, maar ook als ‘ontvanger’ van afval en CO2 uitstoot, onder andere (zie bijv. q186). De grondslagen van de markteconomiën hebben echter het onderhoud van de aarde niet meegerekend. Men is dermate geconcentreerd op het produceren van winsten, dat al het andere daaraan onderschikt gemaakt is en er zelfs niet naar onze aarde omgekeken wordt en zeker niet met een blik op de toekomst. De reproductie van kapitaal dient nu te geschieden, en morgen zien we wel weer hoe we dan nog winsten kunnen maken. Met andere woorden wordt op versnelde wijze het leven op aarde opgeofferd om op korte termijn kapitaal te kunnen reproduceren.
Het een en ander heeft geleid tot wat wij de comsumptiemaatschappij noemen, waarbij het kopen bijna even belangrijk geworden is als het hebben (in eigendom) en het steeds vaker om goederen gaat, waarvan we ons kunnen afvragen of we ze wel nodig hebben. Het betreft nu een maatschappij, waarbij consumptie een overlevings zaak is geworden, waar de solidariteit binnen die maatschappij aan het verdwijnen is en het ego van de mens en zijn eigendom zo centraal zijn komen te staan, dat men zich slechts met het heden bezighoudt en de toekomst nauwelijks een rol speelt bij gedragspatronen.
Er spelen helaas nog meer factoren een rol, die het panorama er niet mooier op maken. De landbouwsector lijdt onder de druk van te weinig investeringen vanwege de lage rentabiliteit ervan en ook door het feit, dat steeds meer geld gebruikt wordt om alleen maar meer geld te creeëren zonder dat daar enige productie aan te pas komt. Met besteedt geld alleen maar met het doel zo snel mogelijk meer geld te verdienen zonder dat er aan basis zaken, zoals voedsel productie, gedacht wordt. Onder druk van verminderde natuurlijke bronnen zoals olie, komen onder andere de bio-brandstoffen op de voorgrond, maar ook op dat gebied betekent dit een tol, die op de normale voedsel producerende landbouw geheven wordt. Voedsel wordt schaars en duur.
Het concept ‘duurzame ontwikkeling’
Maatregelen om milieu en natuur te beschermen en mogelijke verwoesting ervan tegen te gaan zijn pas laat in de geschiedenis van de mensheid aan de orde gekomen. De ideeën zelf over de bescherming van de natuur en van het milieu zijn oud, daar tot op zekere hoogte de scheiding van mens en natuur zich langzaam voltrokken heeft; echter als een duidelijke beweging van social karakter moeten we terug naar de negentiende eeuw (industriële revolutie). Gedurende de 1860´s zijn er een aantal Nationale Parken in de VS opgezet (o.a. Yellowstone) en landen zoals Canada, en Australië volgden snel. In Nederland zijn er ook kentekens zichtbaar uit die tijd: de Nederlands Vereniging voor Dieren Bescherming is opgericht in 1864. Enigszins later was de oprichting van de bekende Nederlandse Vereniging van Natuurmonumenten in 1905. Op internationaal niveau werd in 1913 de eerste acte getekend van wat de stichting van de Advies Commissie voor Internationale Bescherming van de Natuur zou worden (die nu bekend staat als de World Conservation Union). In die tijd stond de bescherming van specifieke natuurgebieden centraal.
Een geheel nieuwe ontwikkeling kan aan het einde van de zestiger jaren waargenomen worden. De na-oorlogse geboorte golf in Europa, en eind jaren vijftig de veranderende bevolkings structuren in de derde wereld, waarbij de werelbevolking enorm begon te groeien (demografische transitie), resulteerden in dratische veranderingen voor milieu en natuur. Het rapport dat de Club van Rome in 1972 publiceerde (q189) heette Beperkingen aan de Groei (“Limits to Growth”) en maakte duidelijk, dat alleen de bescherming van de natuur niet genoeg was. Naast vele ecologische maatregelen kwamen ook andere cruciële factoren naar voren: armoede en honger. Een van de basis concepten in die tijd was het idee, dat om een maatschappij gezond te hebben dit van een radicale reorganisatie van sociale structuren op wereldniveau zou afhangen.
In 1987 werd er een nieuwe visie op ontwikkeling gepresenteerd die nu als het Bruntland rapport bekend staat: “Een ontwikkeling die de behoeften van het heden bevredigt zonder het vermogen in gevaar te stellen van toekomstige generaties hun eigen behoeften te kunnen bevredigen” (q195). De drijfveer die deze visie onderbouwt kan herleid worden tot nu precies dat rapport van de Club van Rome (q189). Dit rapport stelde namelijk dat de bevolking en industriële productie verder zullen groeien in een wereld, waar er slechts een bepekte hoeveelheid grondstoffen aanwezig zijn en dit tot gevaarlijke effecten kan leiden, zoals een groeiende contaminatie, gebrek aan niet-hernieuwbare grondstoffen en bodemerosie, terwijl de resulterende voedseltekorten in de 21ste eeuw het bezwijken van bevolkingstructuren zou kunnen betekenen. In die tijd kreeg de zaak dat er limieten aan economische groei zouden zijn als gevolg van milieubeperkingen onder het merendeel van de economen weinig gehoor.
Het Bruntland rapport daarentegen stelt een ontwikkelingsstructuur voor, die op drie pilaren rust, om precies te zijn op economische, sociale en milieu-gerichte duurzaamheid (q194). Duurzaamheid betreft een ontwikkelingsvisie die duidelijk op de toekomst gericht is. Deze visie omvat een nauwe samenwerking met plaatselijke bevolkingen, wat ook weer een duidelijke erkenning inhoudt, dat een gemeenschap, een plaatselijke bevolking of een ethnische groep bescherming nodig heeft voor de conservering van hun milieu en cultuur. Daarbij wil deze visie het soort ontwikkeling verzekeren, waar alle deelnemers op materieel en en socio-culturele niveau beter van worden. Dit kan op geldelijk gewin betrekking hebben, maar ook op verbetering van de infrastructuur of toegang tot (staats-)dienstverleningen. De visie op duurzame ontwikkeling is dus gebaseerd op deze drie pilaren (q194):
-
Economische duurzaamheid die op verschillende niveaus van de maatschappij welvaart creeërt en daarbij kosteneffectief in alle economische activiteiten is. Een lange termijn visie is daarbij van vitaal belang;
-
Sociale duurzaamheid, wat het respecteren van de mensenrechten inhoudt en gelijkwaardige mogelijkheden voor iedereen. Onder andere wordt de rol van een plaatselijke bevolking benadrukt, waarbij hun leefsystemen onderhouden en versterkt worden met daarbij een volledige erkenning van andere culturen en het vermijden wat welke vorm van exploitatie dan ook.
-
Milieu-gerichte duurzaamheid, die grondstoffen en bronnen beschermt en dan vooral degene die niet hernieuwbaar zijn of van speciaal belang voor leefsystemen. Actie is vereist om vervuiling van de lucht, de grond en het water tegen te gaan, als ook om de biodiversiteit en natuurlijk erfgoed te conserveren.
Het is van belang te onderkennen dat deze drie pilaren van elkaar afhankelijk zijn, elkaar kunnen aanvullen, maar ook tegenstrijdig kunnen zijn. De toepassing van een duurzame ontwikkeling betekent het slaan van een balans tussen deze drie pilaren (q194).
Er is echter wel enige kritiek geventileerd. Binnen het raamwerk van de economische wetenschappen werd er gesuggereerd, dat de concepten van duurzame ontwikkeling ontworpen zijn om tegengestelde waardeposities omtrent het milieu en de economie te overbruggen (q179). Het in overeenstemming brengen van economie en ecologie klonk goed, maar zou niet het hoofdmotief moeten zijn. Wat wel duidelijk werd, dat in tegenstelling tot de 19de en begin 20ste eeuw het milieu nu als globale problematiek gezien wordt, die zowel internationale reacties als globale analyses oproept.
Gedurende de jaren negentig werden er een aantal initiatieven over het thema van de duurzame ontwikkeling gepresenteerd. Het toerisme als wapen om de armoede te bestrijden was een van die voorstellen (zie bijv. q183). Daarnaast ontving in 1998 een publicatie van John Elkinton veel aandacht. In zijn boek (q218) introduceerde hij het concept van de zogenaamde “triple bottom line”: ecologie – economie – sociaal, met nadruk op een humane duurzame ontwikkeling. Tegenwoordig bestaat er dan ook een duidelijke erkenning, dat milieubescherming uiteindelijk op een sociale constructie berust en cultuur gedreven is met een erkenning van culturele waarden, vooral dan van inheemse bevolkingen en daarnaast de erkenning van de principes van milieu-rechtvaardigheid (q179). In de praktijk betekent dit soms, dat om te kunnen verzekeren dat natuurgebieden beschermd worden, er paradoxaal genoeg bezoekers in gevoelige natuurgebieden toegelaten moeten worden om zo de wetgevende macht te overtuigen deze natuurgebieden te beschermen en te onderhouden.
De Johannesburg Declaratie over Duurzame Ontwikkeling (2002) bracht wel enig licht in de zaak en in 2003 werd het Marrakech Process gestart, wat een tien jaren plan was, waarbij een aantal zogenaamde Task Forces zijn opgezet die op specifieke terreinen de milieu problematiek in kaart moesten brengen ter ondersteuning van plaatselijke initiatieven. Het was niet tot 2015 dat de Verenigde Naties een nieuw initiatief lanceerde, dat simpelweg Duurzame Ontwikkelings Doelstellingen heet (SDG in het Engels) (q193), terwijl later dat jaar in Parijs de zogenaamde COP21 overeenkomsten over klimaatveranderingen de urgente noodzaak aangaven voor iedereen om hier actief aan mee te doen. Deze overeenkomsten geven duidelijk aan (q193) dat alle rapporten over klimaatveradenring, opwarming van de aarde en het verlies aan biodiversidad inderdaad uitkomen (zie bijv. q192, q188, q190, q193) en dat een duurzame ontwikkeling van vitaal belang is, maar niet de enige begaanbare weg. Daarbij leggen de deelnemers van de COP21 overeenkomsten uit, dat de priveesector al eerder actief bezig waren en dat er vele steden en andere plaatselijke acteurs zijn, die maatregelen genomen hebben als een duidelijk teken om naar een toekomst te streven van lage kooldioxide uitstoot en hoge veranderingsbestendigheid.
Toerisme en Duurzaamheid
Het toerisme heeft in deze drie fases van ecologische en duurzame ontwikkeling nauwelijks een rol gespeeld. Begin 20ste eeuw begon het toerisme zich duidelijk te ontwikkelen, maar op het gebied van natuurbescherming had dit weinig invloed. Gedurende de jaren zeventig “ontsprong” het toerisme de dans; het werd als een gezonde bezigheid gezien – de groene industrie. Oorspronkelijk werd het toerisme nauwelijks in het rapport van de Club van Rome of in het Bruntland rapport genoemd, maar vanaf de jaren negentig begon het duidelijk te worden dat het toerisme zich tot een overheersende speler in de economie had ontwikkeld en dat dit in zowel goede als ook slechte effecten gesorteeerd heeft.
Pas eind jaren negentig is het toerisme nauwer betrokken geraakt in de discussie over duurzame ontwikkeling en met name door het debat rond de biodiversiteit is het toerisme in de vuurlijn komen te liggen. In 2001 werden er regels opgesteld voor Biologische Diversiteit en Duurzaam Toerisme (Convention on Biological Diversity, 2001). De Verenigde Naties verklaarde het 2002 als het jaar van het Eco-Toerisme.
Hier moet overigens wel direct bij vermeld worden, dat de concepten van duurzame toeristische ontwikkeling al veel langer op “lagere” niveaus van belang waren – met andere woorden hebben vele lokale actie groepen, milieu verenigingen en ‘NGO´s’ over de laatste 15-20 jaar een hele belangrijke inbreng gehad (de bekende The International Ecotourism Society ‘TIES’ is in 1990 opgericht), terwijl juist op internationaal niveau de duurzaamheids discussie wat lijkt te stokken. Daarnaast kan genoemd worden, dat het beperkt vermogen van de Staat een volledige bescherming van ecosystemen te waarborgen met daarbij de noodzaak productieve alternatieven te vinden in de zogenaamde bufferzones, ertoe geleid heeft, dat een duurzaam toerisme dat door plaatselijke bevolkingen zelf uitgevoerd wordt wel degelijk een oplossing kan betekenen voor het eeuwige conflict tussen conservering en ontwikkeling.
Het toerisme werd en is nog steeds beschouwd als een mechanisme om het milieu te beschermen en tegelijkertijd om economische ontwikkeling en werkgelegenheid te steunen (q193). De doelstellingen van de duurzame ontwikkeling zoals besloten door de Verenigde Naties geven aan in doelstellingen 8.9 en 12.8b “….een duurzaam toerisme dat werkgelegenheid creeërt en plaatselijke cultuur en productie bevorderd” (q193). Echter is het concept toerisme slechts in drie van de zeventien doelstellingen genoemd: in doelstelling 8 aangaande economische groei, doelstelling 12 over duurzaam consumeren en doelstelling 14 over de bescherming en het duurzaam gebruik van de oceanen. Daarnaast is het idee, dat het internationaal toerisme kan helpen om de armoede te bestrijden, maar tegelijkertijd ook zijn CO2 uitstoot moet verminderen aan scherpe kritiek onderhevig (q185, q186, 190).
De rol van de toerist in een duurzame ontwikkeling is tot nu toe slechts sporadisch in de literatuur behandeld en deze rol is dan doorgaans beperkt gebleven tot een omschrijving van toeristen als klanten in een martk-gedreven economie. Negatieve invloeden van de aanwezigheid van toeristen betreffen het milieu (verlies aan biodiversiteit, ontbossing, afval, etc.), het water (hoeveelheid en kwaliteit), de lucht en cultuur in het algemeen – allemaal factoren die niet alleen stadsgebieden betreffen, maar ook sterk voelbaar op het platteland zijn (q184).
Het moet uit dit betoog ook duidelijk zijn geworden, dat de duurzaamheids principes veel hanteerbaarder zijn op plaatselijk of regionaal niveau, terwijl waar het gaat om het veranderen van macro-economische systemen op zich zelf, er hele andere krachten aan het werk gesteld moeten worden. Om op plaatselijk niveau aan het behoud van onze planeet te gaan werken, kan het onderwijs in het algemeen een hele belangrijke rol gaan spelen als noodzakelijke factor om de huidige en toekomstige generaties bewust te maken van het belang van de solidariteit met de gemeenschap en met het milieu. De rol van een duurzame ontwikkeling moet langzamerhand groter worden, omdat vooral ook op plaatselijke niveau veranderingen naar een grotere solidariteit moeten leiden.
Een directe betrokkenheid van de toeristen zelf in een duurzame ontwikkleing is de enige levensvatbare optie. Het toerisme en daarmee de toeristen zijn van rol veranderd van plaatselijke naar globale acteurs. Het is daarom in het toerisme van belang de inspannningen te kanaliseren en het plaatselijke en het globale dezelfde richting te geven om niet alleen de doelstellingen van de VN te bereiken, maar ook die van het COP21 om klimaatsveranderingen verder te voorkomen.
Het moge nu wel duidelijk zijn op basis van bovenstaande beschouwingen, dat er meer nodig is, dan alleen goede intenties en een ontwikkeling, die toekomstige generaties erbij betrekt, om de aantasting van onze planeet tegen te gaan. De redenen, waarom onze planeet al zozeer aangetast is, liggen veel dieper, zoals aan het begin van dit artikel aangegeven werd. De begrippen van duurzame ontwikkeling zijn daardoor wel degelijk een belangrijk initiatief, maar de ziekte zelf wordt daar voorlopig niet mee verholpen. De economische problematiek, die geleid heeft tot het stelselmatig vernielen van de natuur, heeft veel drastischere oplossingen nodig, dan alleen een ontwikkelingsvisie.
De houding van de (vooral westerse) mens – waarvan de meeste zelf toerist geweest zijn – aangaande het privee-eigendom dient te veranderen. Door te gaan met het vergaren van rijkdom en eigendom, zou dom zijn – het mensdom heet ernaar. Zolang de mens het eigendom als absoluut blijft zien en daar zijn levensvisie op blijft baseren, zal het moeilijk zijn om enige verandering te bewerkstelligen. De visie, die de mens van zichzelf heeft, moet veranderen en daarmee zijn relatie tot zijn omgeving en het milieu.
Deze website is niet commercieel en genereert geen inkomsten; daarom wordt het op prijs gesteld, wanneer diegenen die de inhoud ervan actief gebruiken (werkzaam in het toerisme, studenten en academici) een vrijwillige donatie maken – klein en symbolisch als die ook mag zijn – door op de DONATE toets te drukken (Paypal systeem) onderaan deze pagina
Alle rechten voorbehouden. De gehele of gedeeltelijke reproductie is verboden zonder de toestemming van Marinus C. Gisolf en zonder bronvermelding
…
Geef een reactie
Liminaliteit en het Toerisme
Alle rechten voorbehouden. De gehele of gedeeltelijke reproductie is verboden zonder de toestemming van Marinus C. Gisolf en zonder bronvermelding
De Markt van de ‘Tusseninheid‘
Inleiding
De levensstijlen en het tempo van de westerse wereld zijn snel aan het veranderen en hebben onder andere een aantal verschuivingen in de toerisme markten veroorzaakt. Een van de oorzaken is, dat de haastige levenstijlen, steeds intensievere communicatie en verdere globalisering een vrije realisatie van de mens in de zogenaamde ontwikkelde landen beletten. Vakanties zijn daardoor belangrijker geworden om de negatieve effecten van deze westerse levensstijlen op te vangen. Het ontsnappen is lang het hoofdmotief voor de meeste vakantiegangers geweest, maar de condities in de westerse maatschappijen dwingen mensen op zoek te gaan naar een her-ontmoeting met hun echte zelf. Het is daardoor noodzakelijk dat er nieuwe concepten komen om deze veranderingen naar behoren te kunnen analyseren.
Als onderdeel van de reflexieve benadering van het toerisme worden in dit artikel de veranderingen in het gedrag van toeristen geanalyseerd en daarbij ook de betrokkenheid en manier van ervaren die toeristen gedurende hun vakantie tentoon spreiden. De periode waarin een toerist tijdelijk van zijn maatschappelijke status afstand neemt kan als een moment van transformatie en transitie omschreven worden. Het is alsof de toerist tussen twee werkelijkheden in leeft: zijn eigen omgeving die hij achter zich gelaten heeft en de bestemming waar hij zich bevindt, maar geen onderdeel van uitmaakt. Deze situatie kan omschreven worden als een niet-hier en niet-daar zijn, eigenlijk nergens, maar toch ergens zijn. De postmoderne toerist zit tussen de eigen en bestemmings culturen gevangen en daarmee tussen valsheid en authenticiteit of tussen beperking en spontaniteit.
Deze ‘tusseninheid’ wordt in dit artikel beschreven en een concept genaamd liminaliteit wordt geïntroduceerd, dat als middel kan dienen om een helderder inzicht in de veranderingen te krijgen die de toerist als ook het toerisme in het algemeen ondergaan. Op grond hiervan worden de marktverschuivingen in het toerisme geanalyseerd en tenslotte wordt het verschil met overige reizigers aangeduid. Hierbij wordt de relatie tussen een duurzame toeristische ontwikkeling en de postmoderne liminale toerist aangehaald.
1. Postmoderne tendensen in het toerisme
Vanaf de jaren zestig vallen nieuwe sociale en culturele bewegingen samen met versnelde globalisatie, wat geleid heeft tot wat nu postmodernisme genoemd wordt (q60, q62, q117, q120). Het postmodernisme kan het duidelijkst in de Westerse maatschappijen waargenomen worden en heeft onder andere tot de zogenaamde culturele meervoudigheid geleid, wat in wezen betekent, dat mensen hun eigen gevoel ergens toe te behoren beginnen te verliezen en culturele vormen van andere maatschappijen gaan opnemen (q50). Nationaliteit, ethnologie, geslacht of maatschappelijke klasse zijn dan geen fundamenten meer, waarop men een eigen identiteit kan baseren (q86). Het resultaat hiervan is onder andere een meer egocentrische opstelling, waarbij dominerende consumptiepatronen en de zorg voor het lichamelijke welzijn het meest opvallen (q62). Het gaat dan om de tendens, dat de sterke band die mensen met een zekere plaats en cultuur hadden plaats heeftgemaakt voor het gevoel van tijdsgebondenheid en het behoren tot een tijdperk (q50). De meeste mensen uit postmoderne maatschappijen hebben niet alleen de banden met hun culturele achtergrond verloren, maar daarmee ook met authenticiteit en met de natuur. Zij schijnen steeds meer in een wereld te leven die eerder door beelden en representaties gedomineerd wordt, dan door echte en realistische objecten en fenomenen (q92).
Het verlies aan identiteitsgevoel, de on-authenticiteit die de mensen omringt, de culturele meervoudigheid en de samenpersing van tijd en plaats hebben wat het heden en de toekomst betreft een aantal onzekerheden gecreeërd (q50). Tegelijkertijd echter genereert dit ook een zoektocht naar historische wortels, een idealistische authenticiteit en eeuwige waarheden, waarbij soms duidelijk op Oosterse spirituele tradities wordt teruggegrepen (q60, q88, q120). Diepgaande veranderingen in de manier, waarop begrippen zoals plaats en tijd worden ervaren, hebben onder invloed van versnelde globalisatie tot nieuwe bespiegelingen geleid aangaande eigen identiteit, het zelf en de plaats die mensen in deze wereld innemen (q36). Niet alleen hun manier van leven heeft bij vele mensen tot het verlies aan identiteit geleid, maar ook dwingen het werk en de sociale rollen die men iedere dag speelt tot een beperkende en monotone routine, waarin het voor mensen steeds moeilijker wordt zichzelf te ontplooien (q110).
Een toenemende obsessie met consumptie vindt zijn weerklank in het toerisme, daar dit van nature van de consumptie van goederen, natuurlijke of bebouwd milieu en cultuur afhangt (q62). Wanneer in postmoderne tijden mensen hun authentieke zelf niet in het dagelijkse leven kunnen verwezenlijken, dan is het toerisme een duidelijke optie om dat doel wel te bereiken (q110). Het toerisme biedt een bevrijding van werk en verdere verplichte zaken, een ontsnapping van de traditionale sociale rollen en de vrijheid om de tijd te besteden zoals men maar wil. Inderdaad kan men zeggen, dat het toerisme de “anti-structuur” van het westerse leven behelst en meer een ontsnapping is dan een zoektocht ergens naar (q103).
2. Post-moderne toeristen
De enorme groei van het toerisme blijkt uit de cijfers die door de Wereld Organizatie van het Toerisme gepubliceerd zijn (q113) en komt dan ook niet als een verrassing. De post-moderne tendensen hebben een invloed op het toerisme gehad vooral door de globalisering, waarbij het toerisme als oorzaak hiervan gezien kan worden of als gevolg. Als oorzaak betreft het een stroom van mensen, ideeën, beelden en kapitaal en als gevolg gaat het om een toenemende globale aaneenschakeling van economische, technologische en socio-culturele transformaties (q41). Binnen het verband van het postmoderne toerisme heeft de duidelijke tendens naar individuelere ervaringen en een exclusievere authenticiteit de grenzen van het hele toeristisch panorama verbreed en daarbij ook het aantal activiteiten en ervaringen die als toerisme geklassificeerd kunnen worden. Bijna elke dimensie van de menselijke cultuur heeft nu het potentieel om een vorm van toerisme te worden.
Om in het postmoderne toerisme een toerist te zijn gebaseerd op reisbehoeftes die op ontsnapping en het zoeken gericht zijn, houdt drie fundamentele concepten in:
-
Om toerist te zijn moet de persoon de thuis omgeving verlaten om aan een reisbehoefte te voldoen;
-
De potentiële toerist moet de verwachting hebben om ervaringen op te doen als onderdeel van het voldoen aan reisbehoeftes: de toerist moet een of andere transformatie ondergaan. Aan het einde van de vakantie verwachten toeristen, dat zij hun reisbehoeftes vervuld hebben en dat zij in vele aspecten verrijkt zijn, behalve wat de financiën betreft. Toeristen verwachten, dat zij bij thuiskomst zich anders voelen of zijn vergeleken met voor de vakantie en dit kan een mooie bruine huidskleur betekenen of een geheel nieuwe blik op het leven;
-
Het derde concept betreft het feit dat toeristen zich in het onbekende begeven, gedreven door een gevoel van ontsnapping en van een zoektocht, waarbij zij afgaan op hun verwachtingen, eerdere reis ervaring, reiskennis en persoonlijkheid (q47). Toeristen zijn zich er van bewust, dat zij een andere socio-culturele en economische omgeving binnentreden waar hun “thuisregels” niet meer gelden.
Voordat een toerist verwachtingen koestert is er de motivatie verbonden met een reisbehoefte. Deze behoefte achter de reismotivatie kan een element van ontsnapping bevatten om zekere situaties te vermijden, het kan echter ook om een sterk gevoel gaan nieuwe dingen te willen beleven. In het eerste geval kan het verbreken van de dagelijkse sleur een hele goede reismotivatie vormen. Met andere woorden, het zijn de expliciete motivaties die doorgaans op het element van ontsnapping betrekking hebben zoals in het geval van willen uitrusten, nieuwe energie opdoen en een variatie op de dagelijkse routine. Dan zijn er de impliciete motivaties: de zoektocht naar een innerlijke balans, nieuwe initiatieven willen nemen, zelf-verwerkelijking, eigen bekwaamheden gebruiken of een duidelijke betrokkenheid bij de vakantie bestemming (q47). In de literatuur over het onderwerp reisbehoeftes vormen de ontsnapping en het zoeken de kernelementen die als zodanig onderscheiden kunnen worden (q30, q35, q68, q69). In hoeverre de ontsnapping aan de zoektocht vooraf moet gaan als noodzakelijke schakel is echter de vraag.
Naast het belang van de reisbehoefte (zie punt 1) en de rol van de verwachtingen (punt 2) is er punt 3: de status van de toerist op de vakantiebestemming zelf. De periode waarin een toerist tijdelijk van zijn maatschappelijke status afstand neemt kan als een moment van transformatie en transitie omschreven worden; het is alsof de toerist tussen twee werkelijkheden in leeft: zijn thuisomgeving die hij achter zich gelaten heeft en de bestemming waar hij zich bevindt, maar geen onderdeeel van uitmaakt en als een situatie omschreven kan worden als een niet-hier en niet-daar zijn, eigenlijk nergens, maar toch ergens zijn. De toerist betreedt het onbekende, waar hij zich niet langer met dagelijkse routine zaken bezig houdt en hij glijdt een wereld binnen waar zijn “regels” niet langer gelden.
3. Toerisme en liminaliteit
Met de analyse van het fenomeen van tijdelijke vervreemding van eigen omgeving doet zich een vergelijking voor met een aantal anthropologische waarnemingen. De Franse anthropoloog Arthur van Gennep publiceerde in 1908 een nieuw concept, dat op het Latijnse woord ‘limen’ gebaseerd is, wat drempel of grens betekent. Van Gennep beschrijft het overgangsritueel (“les rites de passage”) zoals in het geval bij jongeren die volwassen worden of bij huwelijken als een drie-delige structuur:
Afscheiding
Liminale periode
Re-integratie
De ingewijde (de persoon die het ritueel ondergaat) wordt eerst van de sociale status ontdaan, vervolgens in een liminale periode van transitie geleid en tenslotte wordt de nieuwe status toegekend en is er een re-integratie in de maatschappij. Het was niet tot in de tweede helft van de twintigste eeuw dat de termen liminaal en liminaliteit door de geschriften van de anthropoloog Victor Turner (q102) aan populariteit wonnen. Turner ontleende het concept aan Van Gennep en breidde het verder uit en niet alleen binnen de antropologie, maar ook op vele andere gebieden.
Op vele verschillende niveau’s kunnen er voorbeelden gevonden worden. De schemer aan het begin of het einde van de dag kan als een liminale periode omschreven worden tussen dag en nacht. Illegale immigranten (aanwezig maar nog niet ‘officieel’) of mensen zonder nationaliteit leven tussen thuisland en gastland in en maken deel uit van een maatschappij zonder geïntegreerd te zijn. In de meeste maatschappijen kunnen transsexuele mensen of bijvoorbeeld degenen die aangeklaagd zijn, maar nog niet berecht als liminaal omschreven worden. Een ander geval is dat van net gehuwde stellen: na de ‘honeymoon’ (periode van afscheiding) wordt de bruidegom geacht bij terugkeer de bruid over de drempel (‘limen’) van de nieuwe woning te dragen. Het concept van de liminaliteit kan op individuele personen (overgangsrituelen, puberteit) toegepast worden, maar ook op groepen (religieuze bijeenkomsten, popconcerten of ontgroeningen) en op een hele bevolking (carnaval, dagen van nationale rouw of feestelijkheden). De term liminaal kan op fenomenen van korte termijn betrekking hebben, maar ook op langere periodes, zoals bij revoluties of oorlogen.
De ruimtelijke dimensie van de liminaliteit kan specifieke plaatsen betreffen, maar ook gebieden of hele regio’s. Liminale plaatsen kunnen zo uiteenlopend zijn als van grensgebieden tot betwiste gebieden. Bergenpassen, wegkruisingen of bruggen zijn allemaal liminale plaatsen en niet te vergeten de belangrijkste in het toerisme: het strand als liminale zone tussen land en water. Hier vergeten de strandgangers hun sociale achtergronden even, verder benadrukt door de uniforme badkleding – het is dan meer de fysieke status die van belang is dan de maatschappelijke.
In de meeste westerse maatschappijen onder postmoderne invloeden is er geen betere manier om het een en ander te illustreren dan het noemen van plaatsen die geen enkele cultuur-historische binding hebben en een duidelijk gebrek aan enige vorm van identiteit tonen (q22). Ze worden ook wel de ‘non-places’ genoemd en zijn een fenomeen dat sinds de jaren zeventig zich in snel tempo over de hele wereld verspreid heeft en wel eens als het baken van de postmoderne globalisatie gezien wordt: airports, shopping malls en internationale hotels. Het is ook het beste de Engelse namen voor dit soort plaatsen te gebruiken. Zij belichamen wat de anti-authenticiteit genoemd kan worden: plaatsen die er op gericht zijn dat iedereen van waar ook ter wereld en van welke cultuur dan ook zich er rustig kan voelen, plaatsen die voor iedereen tenminste iets herkenbaars hebben. Het zijn ook plaatsen die een zekere luxe uitstralen en onlosmakelijk met consumptie en handel verbonden zijn. Het zijn de plekken waar mensen – onder andere toeristen – weinig herinneringen en ervaringen aan over houden, of het moesten de ontmoetingen met medemensen zijn, die doorgaans heel oppervlakkig verlopen. Het gaat hier om liminale plaatsen en in het toerisme wordt in het geval van vliegvelden en hotels, waar mensen doorheen gaan, maar niet wonen, het beste de tusseninheid van deze plekken belicht. Voor iemand die in een hotel werkt of een toevallige voorbijganger (een buitenstaander) heeft het hotel een heel andere betekenis, maar voor een reiziger die daar verblijft functioneert het hotel als een liminale zone. Deze liminale zones worden ook gekarakteriseerd door een zekere tijdloosheid en zijn altijd buitengewoon schoon, daar ieder spoor van gebruik (wat tijd aangeeft) direct uitgewist wordt.
4. Het liminaal zijn
Het liminaal zijn betekent voor mensen vooral dat er afstand van de normale sociale actie en structuren genomen wordt; in feite wordt de hele structuur van een maatschappij tijdelijk opgeschort (q102). Er doet zich in liminale zones een bevrijding voor van de sociale, intellectuele en fysieke beperkende factoren die onafscheidelijk met westerse arbeidsomstandigheden verbonden zijn en dit heeft op zowel het lichaam als de emotionele innerlijke persoon betrekking: de liminale ervaring gaat nu precies om het gevoel om authentiek zichzelf te zijn met een groter bereik om dit vrijelijk uit te drukken. Er zijn vier duidelijk herkenbare effecten die deze tijdelijke opschorting van sociale structuren berokkenen.
Ten eerste gelden hiërarchie en sociale structuren niet meer, wat inhoudt, dat hun kracht niet langer de gedachtes en het zelf-begrip beperken. Bij de liminaliteit zijn mensen in staat hun leven en achtergronden helderder te analyseren en neigen er eerder toe vooroordelen opzij te zetten die anders in hun thuis omgeving welig tieren (q110).
Ten tweede krijgen algemene sociale verschillen geen nadruk meer of worden geheel ontkent (q115). Bij liminale groepen mensen heerst er een staat van gelijkheid en zelfs solidariteit, vooral wanneer samen een doel nagestreefd wordt, zoals bij een bedevaart, voetbal fans die hun team begeleiden (“oranje kampen”) of bij rock concerten (Woodstock als voorloper). Spontane vriendschappen, warme persoonlijke banden en sociaal vrije contacten hebben de overhand. Zelfs op nationaal niveau zijn de vieringen van koningsdagen, speciale feestdagen of internationale sportevenementen (Olympische Spelen, WK voetbal) in staat een natie te verenigen.
Ten derde opent de bevrijding van de sociale boeien de mogelijkheid voor een authentieker zelf met hogere uitdrukkings niveau’s en spontaniteit. Dit betekent ook dat reden, zo dominerend in het dagelijkse westerse leven, wijkt voor een vrijere stroom van emoties. Het oorspronkelijke idee van transformatie zoals dat bij overgangs rituelen het geval is, vindt in liminale zones of in een staat van liminaliteit plaats.
Ten vierde, op basis van een verminderde sociale druk kan ook een ander element de kop opsteken: de donkere kant van de menselijke natuur. Onder invloed van de staat van liminaliteit kunnen mensen dingen doen die zij thuis nooit gedurfd zouden hebben. In het geval van groepen zijn de voetbal “hooligans” een voorbeeld van dit soort gedrag en op individueel niveau kunnen het sextoerisme en het overmatig gebruik van alcohol en drugs als voorbeelden genoemd worden.
Daarnaast bestaat er ook het fenomeen van de permanente liminaliteit: een persoon of meestal een groep komt in een staat van liminaliteit, maar om interne of externe redenen gaan zij niet over naar de volgende etappe van re-integratie. Kloosters zijn een voorbeeld of groepen hippies die een alternatieve levensstijl volgen. Vluchtelingen zijn per definitie liminaal en er zijn vele gevallen, waarbij hun liminale staat voor onbeperkte tijd duurt, gevangen in een maatschappij die niet van hen is en niet in staat terug te keren naar hun oorspronkelijke omgeving. Dit kan tot gevaarlijke situaties leiden vanwege het gebrek van directe sociale druk en normen. In dit geval vormen groepen extremisten de donkere kant van de menselijke natuur en dit kan tot geweldadige acties leiden.
Een significante variabel is de “graad” waarin een persoon of groep de liminaliteit ervaart. Dat hangt weer van de mate af, waarin liminale ervaringen afgewogen kunnen worden tegen het blijven hangen van bestaande sociale structuren (q96). Of mensen in staat en bereid zijn in een staat van liminaliteit te raken op vrijwillige of gedwongen gronden kan van ieders persoonlijkheid en socio-culturele achtergronden afhangen. Het afstand nemen van de thuisomgeving kan ook anders ervaren worden door jongeren (scholieren / studenten) en kinderen, omdat hun betrokkenheid met de eigen maatschappij nog niet volledig ontwikkeld is en de aanwezigheid in een liminale zone dan niet als een groot verschil ervaren wordt en zeker niet als een antwoord op het haastige en drukke leven, waar de leeftijds groep tussen de dertig en vijfenvijftig jaar mee te maken heeft. Hetzelfde geldt voor ouderen, wanneer zij reeds met pensioen zijn.
5. Toeristen en liminaliteit
Het is inderdaad de vraag of het toerisme de drie etappes representeert die de liminaliteit karateriseren: afscheiding – marginalisatie – terugkomst, waarbij de tweede fase – marginalisatie – met het eigenlijke liminaliteits begrip verbonden is. Voor de meeste mensen komt het moment dat men liminaal wordt overeen met het moment dat een vakantie echt begint. De fysieke afstand die toeristen scheidt van de thuis omgeving helpt hen zich te distanciëren van het sociale thuis leven en bevrijdt hen van die sociale structuren ten gunste van een gevoel van sociale samenhorigheid onder medetoeristen en van een toenemende emotionele vrijheid en spontaniteit. De manier van kleden is doorgaans een verplicht extern signaal van toeristen, dat zij in een linimale staat verkeren.
De liminaliteit in het toerisme kan als een intra of intern relatiepatroon gezien worden (q110). Deze laatste optie betreft toeristen die zich van de thuisomgeving losgemaakt hebben, wat een bevrijding van sociale beperkingen en van het verlies van het “echte ik” in openbare sferen betekent. Toeristische activiteiten onder liminale condities kunnen hen helpen zichzelf terug te vinden als tegenwicht tegen het verlies wat het echte ‘ik’ in het normale thuis leven (q15). Bij zo’n liminale ervaring voelen de mensen zich veel authentieker en kunnen zich veel vrijer uitdrukken dan normaal het geval is en dit niet zozeer doordat de bezochte zaken en fenomenen zo authentiek zouden zijn, maar gewoonweg omdat de toeristen niet hun normale dagelijkse activiteiten uitvoeren en bevrijd zijn van de banden van het dagelijkse leven in de thuis omgeving. Dit betekent onder andere dat de authenticiteit van de emotie begint te overheersen en toeristen zich veel vrijer onder elkaar kunnen gedragen.
Het concept van het authentieke eigen is voornamelijk op de balans tussen het verstand en de emotie gebaseerd en deze laatste weer op het lichaam en de innerlijke gevoelens (q116). Het toerisme draagt in grote mate bij om deze balans weer te herstellen na de soms grote maatschappelijke- en werkdruk die veel mensen in de ontwikkelde landen moeten doorstaan. De liminaliteit helpt een ambiance te creeëren waarin toeristen hun eigen authentieke zelf weer terug kunnen vinden in de zin van een balans tussen beperkingen aan de ene kant en spontaniteit aan de andere (q110). Men kan zelfs nog een stap verder gaan en stellen, dat het authentieke zelf voornamelijk in een liminale staat gevonden kan worden. Wat het dagelijkse leven in de thuis omgeving betreft is het vaak een kwestie van het on-authentieke zelf, als resultaat van vervreemding door de beperkingen die werk en maatschappelijke druk uitoefenen (q110).
Wat de lichamelijk kant van het ik betreft vormen stranden een fascinerend gebied om de liminaliteit in al zijn aspecten te kunnen bestuderen. En dat niet alleen om de liminaliteit van het gebied zelf tussen land en zee, maar ook door het gebrek aan vaste normen van kleding, waardoor de lichamelijke gevoelens al snel de overhand krijgen ten koste van het intellect. Het is dus geen verrassing, dat de stranden nog steeds de favoriete vakantie plekken voor toeristen zijn om zich van de maatschappelijke druk van thuis te ontdoen. Het niet dragen van dagelijkse kleren en maatschappelijke status maakt net het verschil uit met het zonnen in een stadspark, waar de gewone mensen voorbij komen en commentaren plaatsen, oftewel waar het normale sociale leven gewoon doorgaat.
Wanneer de overheersing van het lichaam over de geest nader bekeken wordt, kan er wat het lichamelijk aspect betreft een sensueel element onderscheiden worden in de vorm van gevoelens en daarnaast een symbolisch element als onderdeel van een seinsysteem – mode en fysieke attractie zijn er twee voorbeelden van (q44). Dit laatste element heeft vooral betrekking op het tonen van de persoonlijke identiteit, waarbij elementen zoals gezondheid, natuurlijkheid, jeugd, kracht, vitaliteit, fysieke conditie, schoonheid en energie van belang zijn, terwijl het sensuele element meer de innerlijke gevoels benadrukt zoals ontspanning, vermaak, recreatie, amusement, verfrissing, op zoek naar sensatie, sensueel plezier, opwinding, spel, en zo voort (q30, q31). Het element van ontsnapping wordt het duidelijkst getoond door de fysieke vrijheid van de toeristen met de minimale kledij als extra pluswaarde. Het element van de zoektocht is aan het strand minder duidelijk en voor sommige toeristen is dit element in het geheel niet van toepassing. Het feit, dat men het eigen lichaam beter leert kennen, een beter idee krijgt hoe iemand fysiek is en wat de de sensuele genoegens zijn die doorgaans niet in het thuisland aanwezig zijn, helpen de toeristen niet alleen om zich van alle beperkingen los te maken, maar ook om eigenwaarde en zelfvertrouwen te vergroten. Met andere woorden gaat het hier om het algemene welzijn van de persoon en in strand zones is er een direct verband met het authentieke eigene van een toerist.
Behalve het interne element van toeristen in liminale staat is er de intra focus en afhankelijk van het feit of de liminaliteit geheel of gedeeltelijk beleefd wordt kunnen er een aantal basis karakteristieken geïdentificeerd worden.
De toeristen met liminale status zullen elkaar als sociale gelijken bejegenen gebaseerd op het feit, dat het om medetoeristen gaat, waardoor er spontane relaties ontstaan tussen gelijken los van hun sociale status (q103). Zij maken deel uit van de reizende liminale groep, waarvan de leden hun typische manier van sociale contacten tentoon spreiden: zij laten niets van de weerstand zien die zij anders thuis zouden hebben om zich aan volledige onbekende medereizigers voor te stellen met alleen de voornaam en waar zij vandaan komen. Een paar reisindrukken worden dan uitgewisseld, een grapje over iets algemeens gemaakt en geven dan hun smaak aan over geglobaliseerde producten zoals drankjes, top-hits of films. Beroepsstatus wordt gedurende de vakantie niet genoemd en juwelen of dure merkkleding worden vaak thuis gelaten. De meeste toeristen hebben hetzelfde soort consumptiepatronen, zwempakken, opvallende gekleurde kleding en baseball petjes en winkelen in dezelfde zaken. De maaltijden die geserveerd worden geven de liminale status duidelijk aan: anders dan het eten thuis, maar ook niet echt typisch van de vakantie bestemming.
Met de groeps reizen komen de karateristieken van de reizende liminale groep zelfs duidelijker naar voren. De gemaakte vriendschappen binnen een groep toeristen vormen vaak een belangrijk vakantieelement. Zelfs na thuiskomst houden groepsleden contact met elkaar (q52). De liminaliteit houdt hier niet alleen de vervreemding van de thuisomgeving in, maar heeft ook betrekking op de liminale status zelf en de verhouding tussen liminale mensen. Het samen beleven in een groep is dus een onderdeel dat van de liminaliteit afgeleid is, waarbij er niet alleen de ervaring is van het zien van ongebruikelijke dingen of fenomenen, maar ook de mogelijkheid dit ter plaatse direct met andere medereizigers te delen (q24, q106).
Het punt van de nationaliteit en gewoontes per land kunnen de liminaliteit beïnvloeden. In landen waar de bewoners over een relatief lange vakantie periode beschikken – vier of meer weken – zullen de toeristen verscheidene korte of wat langere vakanties per jaar nemen en daardoor zal hun behoefte aan het moeten ontsnappen minder zijn ten gunste van een zoektocht naar nieuwe ervaringen. Met de kortere uitjes van een paar dagen wordt er doorgaans geen liminaliteit gezocht en de belangrijkste motivatie is dan een speciale interesse, een hobby of gewoon winkelen (consumptiepatroon). In andere landen waar de mensen maar een of hooguit twee weken vakantie hebben staat het ontsnappingselement veel hoger op de vakantieagenda. In dit verband is het overigens belangrijk te vermelden, dat er nog heel veel delen in de wereld zijn, waar de bewoners in het geheel geen vakantie hebben.
Een van de effecten van het liminaal zijn is de lichamelijke, emotionele of mentale transformatie die een toerist kan ondergaan. Wie vrijwillig de staat van liminaliteit ingaat creeërt verwachtingen, die bij iedere toerist weer anders zullen zijn. Het zou daarom een vergissing zijn aan te nemen, dat de liminale situatie van toeristen de verschillen tussen hen zou opheffen. Oppervlakkig en door de ogen van de plaatselijke bevolking gezien kunnen toeristen er inderdaad allemaal enigszins hetzelfde uit zien, maar de verschillende orientaties van de ervaringen zoals door toeristen verwacht geven aan, dat de achterliggende motivaties aanzienlijk kunnen verschillen (q30, q69). De toeristen bevinden zich in een min of meer liminale situatie om aan hun reisbehoeftes te kunnen voldoen en iedere toerist zal proberen die ervaringen te hebben die het best met hun oorspronkelijke verwachtingen overeenkomen. De reizende liminale groep is op een missie en alhoewel die missie voor elk van hen weer anders is, hebben zij ook veel dingen gemeen.
6. Liminaliteit – een illusie?
De invloeden van de liminaliteit kunnen ook vanuit een ander oogpunt bekeken worden: wat er gebeurt, wanneer er iets gedurende de vakantie fout gaat. Een ongeluk, overval, natuurramp of ziekte dwingen een persoon naar gelangte handelen en alleen deze druk al om te moeten reageren verbreekt de magie van de tijdelijke bevrijding van dagelijkse beslommeringen. De meeste incidenten veroorzaken negatieve emoties, zoals boosheid, afkeer, pijn, ontgoocheling en zo voort (q47), wat in volledige tegenspraak is met de vrijheid van een liminale zone. Onder druk van negatieve emoties valt een toerist al snel terug op zijn thuisomgeving en zal hij verzekeringsmaatschappijen moeten zien te bereiken, politie, hospitaal of enig andere internationale of plaatselijke instantie. Niet alleen moet deze toerist zich weer mengen in een hele serie netwerken waar hij nu juist bezig was van te ontsnappen, hij moet vaak ook familieleden of vrienden verwittigen, waarmee de draad met het thuisfront weer opgepikt wordt en daarmee een stuk sociaal leven en de liminaliteit wegsmelt. Dit toont aan, hoe delicaat een liminale zone in het toerisme is en de mate, waarin vrijwillige liminaliteit in wezen op een illusie kan berusten. Bij een incident zal de toerist al snel het gevoel krijgen, dat de vakantie-betovering verbroken en zijn toerist-zijn afgelopen is. Hij zal overwegen zo snel mogelijk huiswaarts te keren, waar hij de problemen beter aan kan en hij voelt zich daar zekerder.
De tusseninheid die de liminale zones definieert is het zichtbaar maken van een constructie van de geest, maar dezelfde zone kan een geheel andere betekenis krijgen, wanneer er negatieve emoties bijkomen. Hierbij kan opgemerkt worden, dat in het geval van gedwongen liminaliteit (vluchtelingen bijvoorbeeld) een incident niets aan hun staat zou afdoen. Turner (q104) speelde met de term liminoide om de optionele liminaliteit aan te geven zoals dat in het toerisme het geval is, terwijl het concept liminaal dan op het ritueel van de maatschappij zelf van toepassing blijft.
7. Het Vermarkten van de Tusseninheid
Het concept van de liminaliteit werd aan het begin van de twintigste eeuw geïntroduceerd, maar het idee zelf is natuurlijk al veel ouder. In de Griekse mythologie al kunnen vele voorbeelden van liminaliteit gevonden worden (q101) en in de Oosterse als ook de Westerse mythologiën en folklore zijn er vele voorbeelden van liminale personages, plaatsen en tijden. In het toerisme is het concept tot nog toe weinig toegepast en allereerst rijst de vraag in welke mate de liminale staat van toeristen en de liminale zones ook al een rol in het verleden gespeeld hebben. Hierna is vrijwel geen wetenschappelijk onderzoek verricht en de enige indicaties komen dan ook vanuit de veldervaring.
Een voorbeeld van deze praktische benadering is, dat tot en met de jaren tachtig het voor toeristen normaal was gedurende hun vakantie ansichtkaarten met foto’s van de vakantie bestemming naar het thuisfront te sturen. Collega’s waren zelfs enigszins gekrenkt als zij geen ansichtkaart kregen, ook al kwam deze soms weken later aan (q52). Met de jaren plachten de teksten op de kaart steeds korter te worden en kort voor de electronische post opkwam, was de tekst al ingekort tot een paar symbooltjes: een zonnetje, gekruiste mes en vork en een hartje, aangevend dat het weer goed was, het eten lekker en de liefde bloeide (deze symbolen kunnen misschien zelfs als voorlopers tot de latere sms berichten en de “emoticons” gezien worden). Hieruit blijkt, dat de toeristen in die tijd hun familieleden en vrienden wel degelijk in gedachte hielden, wat erop duidt, dat de breuk met de thuis omgeving gedurende de vakantie periode slechts gedeeltelijk was. Dat betekent ook, dat toeristen in die tijd gedurende hun vakantie vaak over hun huiselijke of werk problemen spraken en de professionele status werd niet verborgen gehouden, zoals dat bij toeristen in de 21ste eeuw wel vaak het geval is. Tegenwoordig sturen weinig toeristen electronische berichten naar vrienden en bekenden gedurende hun vakantie, of het moesten de massale mails naar de hele groep van contacten zijn, die daardoor iets onpersoonlijks krijgen en het gebruik van Facebook en Twitter zijn hier duidelijke voorbeelden van. De communicatie via een vaste computer, Ipod, smartphone of welk ander soort applicatie is snel, omvangrijk en aggressief, waardoor de meeste toeristen geen andere keuze hebben dan deze volledig buiten te sluiten.
De toeristen besteedden vroeger veel tijd aan het aanschaffen van vakantie- cadeautjes voor de mensen thuis, maar in de 21ste eeuw als de toeristen al cadeautjes kopen, is dat op de laatste dag van de vakantie, wanneer het proces van de deliminalizatie aan het inzetten is. Daarbij schijnt het type souvenir waar de liminale toerist om vraagt ook aan veranderingen onderhevig en tegenwoordig zoekt men meer naar de culturele expressie van een bevolking in een souvenir en niet zozeer als herinnering om mee naar huis te nemen of aan vrienden cadeau te geven (asbak, T-shirt).
Een ander soort observatie is, dat de toeristen onder liminale omstandigheden niet graag aan de tijd herinnerd willen worden en dit is karateristiek voor de postmoderne liminale toerist. De tijdloosheid is een belangrijk bestanddeel in liminale gebouwen, zoals internationale vliegvelden of hotel ketens, wat merkbaar is door de afwezigheid van klokken en de voortdurende aanwezigheid van schoonmaak personeel dat ervoor moet zorgen, dat alle sporen van gebruik zo snel mogelijk uitgewist worden, wat de tijd- en plaatsloosheid van liminale zones verder benadrukt.
Tegenwoordig hebben toeristen veel meer toegang tot informatie bronnen dan voor het computer tijdperk en daardoor zijn toeristen beter voorbereid op hun reis. De feitelijke reiskennis en het kennen van de achtergronden van een bestemming inspireren toeristen blijbaar meer dan vroeger. Het leer- en zoek element van een vakantie schijnt hiermee groter geworden te zijn.
Het zijn allemaal indicaties dat het gedrag van de toeristen op de vakantie bestemming langzaam aan het veranderen is. Het gaat er dan om, dat vanaf de jaren negentig zich een hogere mate van vervreemding van de maatschappelijke druk voordoet en deze indicaties geven daarbij een hogere graad van liminaliteit gedurende de vakantie aan. De veranderingen in het gedrag van de toeristen worden in principe veroorzaakt door de postmoderne tendensen, die in toenemende mate de maatschappijen over de hele wereld in zijn greep hebben. De belangrijkste manifestatie is de samenpersing van tijd en ruimte door steeds snellere en intensievere transport- en communicatiekanalen. Het leven lijkt sneller te gaan en de resulterende druk wordt zichtbaar door het persoonlijk gebrek aan zelf-ontplooing en het zichzelf zijn. De rationele factoren zijn begonnen de niet-rationele (emoties, lichamelijke gevoels of spontaniteit) te overheersen, waarbij er weinig plaats overblijft voor dit laatste element. Dit heeft als gevolg, dat zich in toenemende mate een verschuiving voordoet van het ontsnappen als vakantiemotivatie naar een behoefte zich zelf te hervinden in een liminale omgeving.
Het is dan ook geen verrassing, dat onder postmoderne invloeden het concept van de liminaliteit snel terrein aan het winnen is en mensen die uit postmoderne maatschappijen komen hebben sneller de neiging in een liminale staat te geraken dan toeristen uit meer traditionele samenlevingen. Het concept van de liminaliteit is dus een middel om een duidelijker inzicht te krijgen in de veranderingen die de toeristen en het toerisme ondergaan. De niveau’s van betrokkenheid en beleving die toeristen gedurende hun vakantie laten zien zijn van fundamenteel belang om de veranderende markten in de ‘hospitality’ sector en het toerisme in het algemeen beter te begrijpen. Het resultaat is dat marktverschuivingen zichtbaar zijn geworden door de veranderingen in het gedrag van de toeristen:
-
In practische termen betekent dit dat er zich een langzame verandering aan het voltrekken is naar het individuele toerisme toe ten nadele van het groeps- en massatoerisme. Deze laatste optie is bijna geheel gericht op het element van de ontsnapping, terwijl tegenwoordig veel toeristen meer dan alleen dat nodig hebben. Dit houdt in, dat voor het zoeken naar het authentieke eigene een volledige breuk met de thuisomgeving essentieel is. Om tegen de on-authenticiteit van het postmoderne leven opgewassen te zijn wordt het authentieke eigene makkelijker in ruimtes verwezenlijkt die buiten de heersende sociale relaties vallen. Daar kan men zichzelf zijn op grote afstand van alle beperkingen die door werkcondities, maatschappelijk leven en de on-authenticiteit opgelegd worden. Hierdoor neemt het opgeslokt worden door een liminale zone ook aan belangrijkheid toe (q110).
-
Het individuele reizen gaat samen met een wijder aanbod aan allelei mogelijke vakantieinteresses en daarmee is er ook een snel groeiend aantal zogenaamde ‘niche markets’ voor bijna alle soorten van menselijke activiteiten ontstaan. Deze tendensen hebben tot een aantal marktverschuivingen geleid, waarbij nieuwe markten zich in snel tempo openen. Netzo als het feit, dat bijna elke dimensie van de cultuur het potentieel bezit om een vorm van toerisme te worden, zo schijnen de zoektochten naar innerlijke gevoelens en lichamelijke behoeftes nieuwe ‘niche markets’ te openen. In de 21ste eeuw worden toeristen bestemmingen steeds meer op basis van de activiteiten onderscheiden die zij te bieden hebben. Dat kan van gezondsheids- tot ramptoerisme zijn, of van ‘new age’ toerisme tot sporttoerisme. Op het gebied van het groepstoerisme heeft dit onder andere tot het organiseren van thema-reizen en familie-groepsreizen geleid.
-
De verschuiving van groepsreizen en massabestemmingen naar het individuele toerisme en het toenemende belang van het liminaal zijn hebben er bij de toeristen toe geleid, dat zij niet zozeer om een zekere bestemming vragen, maar dat zij allereerst naar de activiteiten kijken die zij gedurende de vakantie willen ondernemen. Het liminaal zijn is voor vele toeristen een vereiste voor het voldoen aan hun reisbehoeftes, alhoewel zij zich daar doorgaans niet van bewust zijn. De keuze van de vakantiebestemming zal steeds meer van de mogelijkheden gaan afhangen die geboden worden om aan die behoeftes te voldoen, in die zin dat de beroemdheid, aanbevelingen of goede naam van een bestemming minder belangrijk worden. De selectie van een vakantie bestemming wordt meer op activiteit gerichte vereisten gebaseerd en tegelijkertijd wordende toeristen minder door maar één speciale activiteit geobsedeerd. In marketing termen kan het motiverende element van de ontsnapping met de zogenaamde ‘push factors’ in verband gebracht worden, terwijl het zoeken als motivatie direct met de ‘pull factors’ van vele marketing strategiën verbonden wordt. Daarbij houden toeristen zich steeds meer met het zogenaamde ‘tourism zapping’ bezig. Hierbij mengen toeristen – op dezelfde manier als in postmoderne samenlevingen er bij het kijken naar de televisie voortdurend van het ene kanaal naar het andere omgeschakeld wordt om snel een indruk te krijgen van wat er geboden wordt (en waarbij het niet meer van belang is of een programma in zijn geheel gezien wordt of niet) – verschillende vakantie stijlen gedurende de vakantie periode: een avonturen trektocht van een paar dagen, dan een paar dagen ontspannen in een spa-resort, een paar musea in een stad, drie dagen een Reiki cursus op een ecologische boerderij en tenslotte nog een paar dagen aan het strand. Vanaf de eenentwintigste eeuw is het gebruik maken van verschillende ‘niche markets’ als taktiek om een persoonlijke balans terug te vinden nauw verweven met de praktijk van het toerisme en van de liminale staat.
Voor de marketing strategiën is het van belang te beseffen, dat het verblijf onder liminale omstandigheden een aantal neveneffecten teweeg kan brengen. Hiervolgend de twee belangrijkste:
Ten eerste heeft het element van de transformatie onder liminale omstandigheden, wat op het element van het zoeken van de reismotivatie betrekking heeft, steeds meer te maken met het lichamelijke welzijn als gevolg van de fysieke beperkingen onder westerse arbeidscondities. Dit wordt gedeeltelijk opgeheven door het snel toenemend gebruik van ‘fitness centres’ en gymzalen in de eigen omgeving van de westerse toeristen en verder door het ontwikkelen van groene gebieden, thema parken of plattelands attracties. In het algemeen is er een tendens naar een toenemende zorg voor het lichaam gedurende de vakantie. Het gaat ook hier om een ‘niche market’ die zo snel groeit (q112), dat het woord ‘niche’ hier eigenlijk niet meer van toepassing is. Welzijns-, gezondheids of spa-toerisme krijgen een toenemende interesse onder een wijd publiek, dat een gedeelte of de hele vakantie hieraan wijdt. Deze existentiële ervaringen en het belang van het vinden van het authentieke zelf brengt vele toeristen ertoe, wanneer zij in een liminale staat verkeren, zich alleen op het lichaam en op de emoties te concentreren en op de balans tussen deze twee. De zoektocht om zichzelf te herontdekken of hervinden wordt steeds populairder en is een belangrijk thema onder toeristen (q112).
Het tweede punt is de tendens bij toeristen om meer luxe en comfort te wensen. Dit als onderdeel om onder liminale omstandigheden een gezonde balans tussen lichaam en geest te bewerkstelligen. Twintig jaar geleden bijvoorbeeld was een hotelkamer zonder eigen badkamer maar alleen gedeeld met anderen vrij normaal. Tegenwoordig is dit ondenkbaar. Niet alleen willen de toeristen een eigen badkamer, maar bij voorkeur ook een eigen jacuzzi en op de kamer een ‘flat screen’ televisie, air-conditioning, minibar, wifi enzovoort. Deze luxueuze extra’s brengen een gedegen duurzame ontwikkeling in gevaar en zij dragen verder niets bij tot een grotere beleving op een vakantiebestemming. Wel streelt het de lichamelijke gevoelens en dat is vaak waar een toerist ook op uit is. Het vormt een onderdeel van de droom die een verblijf in een liminale zone geacht wordt te zijn; de praktijk van steeds meer luxe en comfort schijnt in het toerisme nauw met het concept van liminaliteit verbonden te zijn. Een van de opvallende elementen van spa-resorts is hoe luxueus deze hotels wel niet zijn. Als tegenhanger van dit soort fysiek welzijn kan het avonturen-toerisme genoemd worden, waarbij het fysieke afzien een basiselement vormt met daarbij het element van het leren kennen van het eigen lichaam. De toeristen die zich geheel op spirituele zaken concentreren zullen zich ook van het comfort afwenden – of op zijn minst voor een korte periode – en het beleven van de ongemakken van New Age boerderijen is een snel groeiende ‘niche market’ samen met de optie van vrijwilligers werk.
8. De niet-liminale reizigers
Het concept van de liminaliteit heeft nog een andere toepassing: het is een middel om de toeristen van andere reizigers te onderscheiden. Voor de eersten betekent het dat de maatschappelijke status tijdelijk opgegeven wordt, terwijl reizigers sociaal gezien hetzelfde blijven waar zij zich ook mogen bevinden. Dit betekent ook, dat op een bestemming de vooringenomen blik van de toeristen – Urry’s zogenaamde ‘gaze’ (q106) – anders is dan van ieder andere passagier of bezoeker, die hun omgeving vanuit hun eigen socio-culturele inzichten bezien. In het toerisme is de staat van het liminaal zijn geheel vrijwillig, wat ook voor de reismotivaties en verwachtingen geldt, maar dit staat in tegenstelling tot alle andere reizigers die een verplichtende reden hebben om zich van de ene naar de andere plaats te begeven. Het verkrijgen van persoonlijke ervaringen die de eigen persoon verrijken is het hoofddoel van toeristen, maar dat is zelden het geval met de rest van de reizigers zoals sporters, docenten, zakenmensen of familie-bezoekers. Er zijn vele reizigers die binnen de “officiële” categorie van de toeristen vallen, maar die het element van de liminaliteit missen en dan kan men zich afvragen in hoeverre zij als toeristen beschouwd kunnen worden.
Er zijn nog meer verschillen tussen toeristen en reizigers die op basis van het liminaliteits idee naar voren komen: toeristen verwachten vaak, dat een bestemming op een of andere wijze aan de toeristische behoeftes aangepast wordt, terwijl de algemene reizigers een bestemming gewoon accepteren zoals die is. Dit punt van de aanpassing heeft nog een verdere betekenis. Het is onvermijdelijk dat de toeristen hun “voetsporen” op het milieu, de economie en het socio-culturele leven van een bestemming achterlaten. Alhoewel de duurzame ontwikkeling op de meeste ontwikkelings agenda’s als prioriteit staat aangegeven, laten de praktijk en een uitgebreid literatuuronderzoek over dit onderwerp duidelijk zien, dat toeristen nauwelijks direct bij enigerlei duurzame ontwikkeling betrokken worden en dat er slechts weinig concrete initiatieven zijn om de toeristen bij het verzachten van hun negatieve invloeden actief te betrekken.
Er schijnen hoofdzakelijk twee redenen hiervoor te zijn: de eerste heeft betrekking op de marketing, zoals die door de verschillende soorten ‘tour operators’ en reisorganisaties bedreven wordt en waarbij de postmoderne benadering toegepast wordt om een dominerende rol toe te kennen aan de economische inzichten en aan de markt economiën. Bij deze inzichten wordt de toerist als klant gezien en de klant is Koning. Wanneer een toerist het in zijn hoofd haalt om een glas champagne middenin het oerwoud te willen drinken, kunnen al snel alle duurzaamheids inzichten opzij gezet worden ten behoeve van zijne majesteit’s zogenaamde behoefte.
De tweede reden houdt verband met de liminale status, waarbij toeristen tijdelijk hun dagelijkse verantwoordelijkheden van het thuis leven opschorten; dit is nu precies, waar de liminaliteit om draait, maar het betekent ook, dat het tegen het liminale gevoel in druist om van toeristen een verantwoordelijke houding te eisen. Bij de meeste duurzame managementprocessen worden toeristen gevraagd zich even goed of zelfs beter te gedragen dan dat zij thuis zouden doen. Hiermee wordt echter ontkend, dat dit nu precies was, waaraan de toeristen trachtten te ontsnappen. Zoals eerder aangegeven is er de tendens in de liminaliteit om meer luxe te willen en dit kan een duurzame ontwikkeling onder druk zetten. Om de toeristen actief achter een verantwoordelijk en duurzame ontwikkeling te krijgen is daarom geen makkelijke taak (
MacCannell,
D. (1976): “The Tourist: A New Theory of the Leisure Class”. New
York: Schocken Books
Een ander geval van liminaliteit is het toerisme in eigen land. De mensen die in hun vrije tijd hun eigen land gaan verkennen en dus besloten hebben hun socio-culturele omgeving niet radicaal te veranderen worden ook niet direct geacht een liminale staat aan te gaan. Het element van het ontsnappen domineert en in de meeste gevallen gaat het om een verandering van omgeving zonder de bijbedoeling de maatschappelijke druk te ontlopen. In het eigen land zal een deel van deze maatschappelijke druk aanwezig blijven. Met uitzondering wellicht van grote landen zoals India of Brazilië, waar interne culturele of landschappelijke verschillen zo groot kunnen zijn, dat mensen uit hetzelfde land in andere zones wel degelijk in een liminale staat kunnen verkeren.
Het onderscheid tussen liminale toeristen en de normale reizigers is aanwezig, maar discutabel. De zakenman die in een ander land een paar dagen tussen de zaken door vrij neemt om iets van de schoonheid van het land te zien zal zijn omgeving vanuit zijn eigen sociale perspectieven zien. De liminale toerist echter is in een andere positie en hij kan zijn omgeving op een wijze zien zoals hij niet eerder gedaan heeft, omdat hij zich in een liminale staat bevindt. Om dezelfde reden zal de roep om duurzaamheids-vriendelijk gedrag onder de normale reizigers een grotere weerklank vinden dan bij de reizende liminale groep.
Diegenen die zich voor een verantwoordelijke manier van toerisme inzetten zouden in feite de stelling moeten steunen, dat iedereen een reiziger zou moeten zijn en geen toerist, maar tegelijkertijd dienen zij te beseffen, dat het verschil tussen reizigers en toeristen het resultaat is van de socio-economische condities in de zogenaamde ontwikkelde landen.
» Deze website is niet commercieel en genereert geen inkomsten; daarom wordt het op prijs gesteld, wanneer diegenen die de inhoud ervan actief gebruiken (werkzaam in het toerisme, studenten en academici) een vrijwillige donatie maken – klein en symbolisch als die ook mag zijn – door op de DONATE toets te drukken (Paypal systeem) onderaan deze pagina «
Alle rechten voorbehouden. De gehele of gedeeltelijke reproductie is verboden zonder de toestemming van Marinus C. Gisolf en zonder bronvermelding
…
Geef een reactie
Ruraal toerisme
Alle rechten voorbehouden. De gehele of gedeeltelijke reproductie is verboden zonder de toestemming van Marinus C. Gisolf en zonder bronvermelding
Toerisme Ruraal: de Leerervaring
Met dank aan Dr. Eduardo Costa Mielke van de Universiteit van Rio de Janeiro voor zijn waardevolle bijdrage, die de kwaliteit van dit artikel enorm geholpen heeft.
Introductie
Al vanaf de jaren zeventig zijn de mogelijkheden onderzocht om het toerisme onderdeel te maken van een plattelandsontwikkeling, maar over het algemeen kan er toch gesteld worden, dat er tot nu toe meer mislukkingen en niet-duurzame praktijken gemeld zijn dan succesverhalen en dit geldt dan vooral voor de ontwikkelingslanden. Dit artikel onderzoekt de probleem gebieden, waarbij de (academische) theorie en de praktijk van het rurale toerisme met elkaar in verband gebracht worden en tegelijkertijd de hoofdzaken van de problematiek belicht worden.
Binnen het kader van het postmoderne toerisme heeft de duidelijke tendens naar individuelere ervaringen en exclusieve authenticiteit de grenzen verlegd van het toeristisch panorama en van het aantal activiteiten en ervaringen dat als echt toerisme gecatalogiseerd kan worden. Het schijnt, dat bijna elke dimensie van het menselijke leven en cultuur het potentieel bezit om een vorm van toerisme te worden. Alhoewel de zoektocht naar het authentieke in de moderne betekenis, waarbij de tijd stil schijnt te staan, de armen arm moeten blijven met een duidelijke culturele stagnatie, ook in postmoderne tijden nog in het toerisme bestaat, zijn er tegelijkertijd vele groepen onder de bevolking met andere levenstijlen, die naar de authenticiteit zoeken van een realiteit die zij niet kennen en waar zij van willen leren. Binnen hetzelfde bestek bestaat er ook een snel groeiend aantal toeristen, die in een oorspronkelijke plattelands stijl geïnteresseerd zijn en ook vaardigheden en gewoontes als zelf-verrijkende ervaringen willen opdoen. Het gaat dan om toeristen die niet naar een beroemde toeristische attractie willen gaan, maar die een serie persoonlijke ervaringen op willen doen. Deze meer allocentrische levensstijl sluit goed bij een rurale ontwikkeling van het toerisme aan, waarbij elementen van vrijwilligers werk of slapen bij mensen thuis dan inbegrepen zijn.
Er bestaat een duidelijke tendens om het leven te zien alsof deze door een economische motor wordt voortbewogen en voor het toerisme geldt dat precies zo. De product-leverancier-klant keten domineert het westerse (postmoderne) denken en dit geldt dan ook voor het rurale toerisme. Het toepassen van het toerisme als middel om armoede te verlichten volgt dezelfde gedachte gang: de plaatselijke bevolking levert een product (overnachting en/of een toeristische attractie) dat aan klanten (toeristen) verkocht wordt. Literatuurstudie over dit onderwerp geeft echter aan, dat een groot aantal van de toeristische gemeenschapsprojecten wat bezoekers aantallen betreft gefaald hebben, wat sommige mensen doet stellen, dat het toerisme als verlichting van armoede niet funcioneert.
Echter zijn er ook andere manieren behalve de economische om het toerisme te bezien. Vanuit het sociaal-psychologisch perspectief komt de nadruk te vallen op de rol die een rurale bevolking tegenover de toeristen bevolking speelt. De ontmoeting tussen toeristen en hun vakantie bestemming vormt dan het kernpunt en nodigt uit om het rurale gemeenschaps toerisme op basis van deze ontmoeting te bestuderen. Deze visie vormt ook de grondslag van de zogenaamde reflexieve benadering van het toerisme. Eenvoudige vragen zoals wat iedere partij precies zoekt en in welke mate er overeenkomsten zijn winnen dan aan relevantie. Voordat een ontwikkelingsproject in ruraal toerisme opgezet wordt, moet niet alleen het doel voor iedere deelnemende partij vastgesteld worden – toeristen inbegrepen – maar ook de sociaal- psychologische motieven die de deelnemers drijft.
In dit artikel worden er een aantal trajecten van een gecompliceerde route beschreven die plaatselijke mensen moeten afleggen om toeristische initiatieven in hun dorp te ontwikkelen. Het betreft een proces, dat tot leerervaringen moet leiden en dit geldt dan ook voor toeristen. Voor de lokale mensen moet het hier niet alleen om inkomsten gaan, maar ook om een verbeterde infrastructuur, contacten met andere culturen, nieuwe sociale netwerken, verbeterde interne organisatie en een hoger cultureel bewustzijn, terwijl het aan de kant van de toeristen gaat om een verbreding van hun horizon, verhoogd bewustzijn van het milieu en andere levensstijlen, onder andere.
Het Toerisme Ruraal
Het plattelands toerisme kan vanuit het oogpunt van ruimte, tijd en sociale relaties bezien worden. Sociologen, aardrijkskundigen, economen of de ontwikkelaars van bestemmings plannen hebben allang aangegeven, dat vanuit een ruimtelijk inzicht de scheiding tussen stad en platteland vervaagd is. Dit komt voornamelijk door de fysieke uitbreiding van de stedelijke omgeving, de hogere mobiliteit van de bevolking en ook het fenomeen van het tweede huis. Sommige onderzoekers omschrijven het rurale als een omgeving waar de landbouw domineert. Een iets bredere visie houdt aan, dat er een onderscheid gemaakt kan worden afhankelijk van het bereik van de agrarische activiteiten; dit kan allereerst een extensieve landbouw zijn met een hoog aantal landarbeiders en grotere dorpen, het kan ook tuinbouw activiteiten betreffen dicht bij stedelijke gebieden of het kan om klein-schalige landbouw door kleine boeren op familie basis gaan.
Wat plattelands is kan ook vanuit het tijdsbegrip bezien worden: het idee dat stadsbewoners doorgaans over het platteland hebben, is dat het in ontwikkeling achter loopt en de tijd er stil schijnt te staan. Het is nu juist deze nostalgische visie op wat geacht wordt ruraal te zijn, die haaks op de postmoderne en haastige levensstijl van de grote steden staat. Deze visie komt ook overeen met wat de meeste rurale toerisme projecten trachten over te brengen: het contrast tussen het leven in een stad en op het platteland. De belangrijkste karakteristieken van deze kijk op het platteland kunnen alsvolgt samengevat worden:
ruraal in het funcioneren met kleine boerderijen, weinig arbeidsverdeling, open landschap, contact met de natuur, boeren erfgoed of traditionele activiteiten;
ruraal wat schaal betreft (huizen, boerderijen, etc.)
traditioneel van karakter; langzame en organische groei, nauwe familie banden met vaste sociale posities (en niet door prestaties), plaatselijk bestuurd en met een duidelijke lange termijn visie;
complexe relatie tussen milieu, economie en geschiedenis.
Dit betekent wel, dat wat ruraal geacht wordt niet noodzakelijkerwijs met de werkelijke rurale ontwikkeling overeenkomt.
Vanuit een sociaal perspectief betreft het plattelands toerisme voornamelijk de directe deelname van de plaatselijke bevolking, de beslissingsbevoegdheden en het ontvangen van de baten. Wat niet altijd duidelijk is in hoeverre de bewoners zelf alle beslissingsbevoegheden hebben of dat dit via een (cooperatieve) vereniging of stichting moet lopen. Dit heeft er ook mee te maken in hoeverre een ruraal toeristisch ontwikkleingsproject een patroon volgt van boven naar beneden of andersom. Dat alles en iedereen van een gemeenschap op enigerlei wijze betrokken is bij de ontwikkeling van toeristische projecten op het platteland ligt meer in de lijn van de reflexieve benadering van het toerisme, waarbij de ontmoeting tussen bevolking en toeristen centraal staat en de spil vormt waar omheen het toerisme draait.
Het moet duidelijk zijn dat de term toerisme ook vanuit een toeristische oogpunt gezien kan worden en weer onderverdeeld kan worden afhankelijk van het type activiteit dat een toerist uitvoert. Deze onderverdelingen kunnen uiteraard over elkaar heen vallen, wat doorgaans inderdaad het geval is:
Socio-cultureel plattelands toerisme: betreft de gelegenheid die toeristen geboden wordt de sociale en culturele expressies van een plattelands omgeving te leren kennen. Dit kan tastbare zaken betreffen van historisch of zuiver cultureel gehalte (tentoonstellingen, theater, kunstnijverheid, etc.), maar ook door middel van het directe contact van toeristen met een plaatselijke bevolking en hun manier van leven.
Ecotoerisme: betreft toeristen die naar een gebied reizen om de natuur te ervaren en om de conservatie van die natuur te steunen.
Avonturen toerisme: de karakteristiek van de motivaties van de toerist is de actieve deelname in het exploreren van natuur gebieden, vaak met risico’s, waarbij het doel niet zozeer is om kennis op te doen (zoals bij het ecotoerisme het geval is), maar meer het beleven op zichzelf.
Gespecialiseerde toeristische sectoren: de motivatie van toeristen betreft specifieke interesses, zoals bij het agro-toerisme, vogel-toerisme of de sociale ervaringen bij ruraal gemeenschaps toerisme.
Met deze onderverdeling in gedachte kan er nog een karakteristiek genoemd worden: de hoofdattractie van een plattelandsbestemming is die bestemming zelf en geen specieke toeristische “highlight”. Het gaat om het genieten van een rurale omgeving, die hetzelfde is met of zonder de aanwezigheid van toeristen; met andere woorden betreft het een authentieke plattelands omgeving en geen attractie die speciaal voor toeristen aangelegd is. Daarnaast kan er een scheiding aangebracht worden tussen het zogenaamde harde en zachte toerisme. Deze scheiding komt ook overeen met de terminologie van allocentrische en psychocentrische toeristen. De eerste heeft betrekking op een kleinschalig toerisme, terwijl de tweede term het massatoerisme betreft. Het rurale toerisme en vooral wanneer het op een plattelands gemeenschap gebaseerd is betreft het zachte toerisme en kan tot een constructieve en duurzame ontwikkeling van een gebied leiden, terwijl in het geval van het harde toerisme dit meer schade dan enig goed kan aanbrengen op de lange termijn.
Deze verdeling helpt ook om het verschil te verklaren tussen ruraal toerisme en strand toerisme. Beide vormen spelen zich in niet-stads gebieden af, maar de tweede heeft geen agrarisch component en de eerste wel. Het strand toerisme heeft daarbij meer met het harde toerisme te maken, alhoewel de een niet direct de ander uitsluit, daar men wel degelijk ruraal toerisme bij kustgebieden kan hebben.
De enorme reikwijdte van het begrip ruraal toerisme nodigt uit om beperkingen op te leggen en dit artikel gaat dan ook hoofdzakelijk over het rurale gemeenschaps toerisme (RGT) om drie redenen: vanuit het oogpunt van een duurzame ontwikkeling kunnen rurale toeristische projecten alleen succesvol zijn, wanneer een plaatselijke bevolking in zijn geheel hieraan meewerkt; ten tweede is er het feit, dat niet alleen in Europa en de VS, maar ook steeds meer op andere continenten het rurale gemeenschaps toerisme als een belangrijk instrument gezien wordt om het plaatselijke erfgoed te beschermen en ook om armoede te helpen verlichten; tenslotte is er de reden dat het rurale gemeenschaps toerisme een goed voorbeeld oplevert om sommige kanten van de reflexieve benadering van het toerisme duidelijk te maken.
Theoretische onderbouwing: netwerken en interactieve benaderingen
De wortels van een rurale ontwikkeling van het toerisme worden gekweekt door vele instellingen met globale of lokale interesses, verder bevrucht door regerings instanties of de privee sector en met macro- of microklimaten in gedachte moeten er win-win situaties geproduceerd worden. Machtsverhoudingen, echter, zijn ongelijk verdeeld vanwege de aard van de deelnemers. Sommigen kunnen economisch superieur zijn, terwijl anderen weer sleutelposities innemen. Er zijn groepen met sterk cultureel erfgoed en diegenen met veel practische kennis. Dit betekent dat vele wetenschappelijke disciplines bij het RGT proces op een of andere wijze betrokken zijn, zoals de sociologie, sociale psychologie, anthropologie, economie of aardrijkskunde om er een paar te noemen. Alle deelnemers in rurale ontwikkelings processen zijn op de een of andere wijze met elkaar verbonden en de relaties tussen hen – mensen en ook de natuurlijke of gebouwde omgeving – baseren zich op wederzijds interesses. Deze relaties kunnen zich tot netwerken ontwikkelen, die op hun beurt weer vast leggen welke rol iedere deelnemer speelt. Dit is een interactieve visie op de rurale ontwikkeling van het toerisme, waarbij toeristen net zo hard hun rol spelen op hetzelfde niveau als alle andere acteurs bij het kweken en cultiveren van de wortels van een duurzame ontwikkeling van het toerisme in rurale gebieden.
Netwerken worden geacht een belangrijke rol te spelen in een regionale ontwikkeling met het gevolg, dat het stimuleren van netwerken een belangrijk beleidsdoel wordt. Er is een verschuiving ontstaan van de nadruk op de resultaten naar het ontwikkelingsproces zelf toe. Dit betekent ook, dat de nadruk van de economische resultaten verschoven is naar het belang van het uitbouwen van netwerken, daar het op basis van netwerken is, dat nieuwe mogelijkheden voor ontwikkelingen zich voordoen. In de meerste gevallen betreft het dan innoverende processen, waarbij niet alleen een plaatselijke bevolking betrokken is, maar ook externe deelnemers hun een rol spelen, inclusief potentiële bezoekers van het betreffende gebied.
Het RGT is een dienstverlenende activiteit en verschilt daarin substantieel van landbouwproductie of industriële activiteiten. De introductie van het toerisme in rurale gebieden heeft daarom een veel grotere uitwerking dan dat er alleen een nieuw soort “produkt” wordt geïntroduceerd. Dit laatste zou slechts een toevoegende innovatie zijn die weinig van de bestaande activiteiten afwijkt, maar het opstarten van dienstverlenende activiteiten betekent op het platteland een radicale innovatie vanuit welk oogpunt dan ook. Deze radicale innovaties of nieuwigheden (“novelty”) vragen om drastische veranderingen in gedrag en bestuur. Het toerisme is een radicale innovatie voor het platteland en betekent de aanwezigheid van hele andere netwerken dan waarmee een gemeenschap bekend is. De introductie van het toerisme in rurale gebieden leidt tot veranderingen op het gebied van netwerken, de doprsinfrastructuur en de organisatie binnen een bevolking. Het moet duidelijk zijn, dat dit type van radicale verandering zijn tijd neemt om beslag te krijgen en het kan vele jaren duren, voordat nieuwe organisatie structuren binnen een gemeenschap verankerd zijn.
Innovaties als onderdeel van een rurale ontwikkelings strategie moeten radicaal zijn om verankerd te raken in de socio-economische activiteiten van een gemeenschap en hierbij kunnen verschillende gebieden afgebakend worden. Bij de meeste gemeenschappen moeten organisatorische structuren vernieuwd worden met een ander soort infrastructuur, waar de plaatselijke mensen niet mee vertrouwd zijn; een totaal andere benadering van de marketing is dan vereist en op regionaal niveau moeten er vele nieuwe netwerken geopend worden. Alleen met de volledige steun van de totale bevolking kunnen deze doelen bereikt worden en hun directe betrokkenheid bij zo’n ontwikkelingsproject is beslissend. Een benadering van beneden naar boven toe is dan ook de enige manier om te kunnen garanderen, dat het toeristisch ontwikkelingsproces in een rurale gemeenschap verankerd raakt.
Rurale gemeenschaps ontwikkelings projecten in het toerisme
Bij een sociaal-psychologische aanpak van een RGT ontwikkelingsproces als onderdeel van de reflexieve benadering van het toerisme wordt er een duidelijke nadruk op de begin etappes gelegd. Die moeten de fundering voor een gedegen ontwikkeling vormen, waarbij alle – of de meeste – deelnemers overeenstemming bereikt hebben. Uitgaande van de basisvoorwaarde voor een functioneel toerisme moet de plaatselijke bevolking een ingewikkelde weg volgen om een lucratieve en duurzame toeristische activiteit te hebben. Met als ondergrond de studie van de academische literatuur en vele bestudeerde gevallen kunnen er een aantal vereisten en condities opgezet worden als respons op de moeilijkheden, waarmee vele RGT projecten tot nu toe geworsteld hebben.
1. Basis voorwaarden voor een project in het toerisme
Wanneer een rurale gemeenschap elementen van het toerisme in zijn economische activiteiten wil introduceren, zijn er een aantal randvoorwaarden nodig om de funcionaliteit binnen toeristische netwerken te waarborgen. Het gaat er dan om hoe toeristische activiteiten eruit moeten zien vanuit het oogpunt van de ontmoeting tussen toerist en plaatselijke mensen. Een RGT project moet kunnen produceren:
Een ambiance die toeristen een indruk geeft van het verschil met hun eigen thuisomgeving; dit wordt om het normale dagelijkse rurale leven gebaseerd, dat dus niet speciaal voor toeristen ontwikkeld is en er ook zonder toeristen zou zijn; bestaande agrarische of nijverheids actviteiten vallen daar ook onder. Plaatselijke mensen moeten nooit zelf de attractie vormen, en dit geldt vooral voor inheemse bevolkingsgroepen.
Infrastructuur voor het toerisme, zoals hotels, restaurants of souvenir winkeltjes. In de praktijk betekent dit doorgaans een kleine herberg met een paar kamers en gemeenschappelijke badkamers of het slapen en eten bij mensen thuis.
Diensten die betrekking hebben op de directe ervaringen van toeristen, zoals typische attracties, wandelpaden, historische plaatsen die speciaal voor toeristen toegankelijk gemaakt zijn en verder alles wat speciaal voor toeristen aangelegd is.
Bij het ontwikkelen van initiatieven voor toeristische projecten kan er een scheiding aangebracht worden tussen de elementen die op de interne situatie betrekking hebben en de buitenstaande factoren. Vanuit een netwerk oogpunt zijn de punten 1.1 – 1.3 op interne netwerken gericht, terwijl de volgende twee punten op de externe:
Het dorp of de gemeenschap moet op een relatief makkelijke manier bereikbaar zijn en op maximaal een halve dag reistijd van andere mogelijke interessante punten voor toeristen liggen;
De gemeenschap of dorp moet over telecommunicatie beschikken om reserveringen en betalingen te kunnen ontvangen en om correspondentie binnen eigen netwerken of met andere te onderhouden; marketing moet ook via Internet uitgevoerd kunnen worden.
2. De Ontmoeting
De reflexieve benadering refereert aan de interactie tussen gastheer em gast oftewel tussen bestemming en toerist. Het kernpunt is de ontmoeting tussen deze twee en het resultaat ervan. Vanuit een economisch gezichtspunt is er een uitwisseling van goederen en diensten tegen geld (of vrijwilligers werk bijvoorbeeld), maar er is ook de daad van het ervaren, wat wel of niet het resultaat van deze transactie kan zijn. Speciaal in het geval van RGT doen toeristen ervaringen gebaseerd op dingen of fenomenen waar zij niet voor betaald hebben: de plaatselijke cultuur, de landschappen, de manier van koken of alleen al de geuren en kleuren die zo anders zijn dan men thuis gewend is. Sociale contacten, het vergelijken van een bestemming met de thuis omgeving of gewoonweg wat dromen wat een ander soort leven men zou kunnen hebben zijn allemaal pluspunten die een hele serie ervaringen opleveren, die verder geheel gratis zijn. Het plattelands toerisme draait nu precies om deze ontmoeting tussen een plaatselijke gemeenschap en de toeristen gemeenschap en voordat men begint zo’n toeristische project op te zetten moet men duidelijk voor ogen hebben wat de aard van deze ontmoeting is en hoe die in plattelands gebieden funcioneert. Deze ontmoeting kan in drieën verdeeld worden:
– de ontmoeting van mens-tot-mens: groeten of een handgeven (of wat de lokale etiquette voorschrijft), een kort gesprek (afhankelijk van de talenkennis van de toerist of plaatselijke bevolking), betalen en wisselgeld ontvangen; even zwaaien naar elkaar of, nog menselijker, een glimlach.
- de ontmoeting van mens-tot-cultuur: een confrontatie met huizen die anders gebouwd zijn dan bij de toerist thuis, kleuren die verschillen, nieuwe geuren en gerechten, vreemde klederdracht, inheemse muziek of intrigerende religeuze relikwieën; voor een plaatselijke bevolking kan de komst van mensen met andere gewoontes en culturen ook nieuwe horizons openen.
- de ontmoeting met zichzelf: toeristen bevinden zich in een voor hen vreemde omgeving, waarbij sommigen hiervan willen leren, anderen zich vooral op de sociale uitdaging richten, terwijl er ook toeristen zijn die vooral het avontuur en physieke inspanning nastreven. De plaatselijke mensen kunnen zichzelf spiegelen en zich bewuster worden van de culuur die zij hebben.
Bij de ontmoeting van de eerste soort kan een toerist een sociale ervaring opdoen; in het geval van de tweede soort gaat het om mogelijke culturele, gastronomische, esthetische of religieuze ervaringen. Bij de eerste is er de barrière van de taal en die van andere gewoontes – bij de tweede wordt dit nu juist niet als hindernis gezien, maar als het feit waarom een toerist daar naartoe gegaan is: om wat ‘nieuws’ te beleven. Het derde type gaat om het type authenticiteit die een toerist zoekt.
De basis van het RGT is deze ontmoeting, die alleen werkt indien beide partijen op gelijke voet staan. Met andere woorden kan de leverancier-klant relatie die zo typisch voor het westerse economisch denken is hier niet toegpast worden, maar een veel meer interactieve gastheer-gast verhouding moet er plaatsvinden, waarbij beide partijen partners in het toerisme zijn.
Elk dorp of ruraal gebied beschikt over dingen of fenomenen die de interesse van toeristen kunnen opwekken en die aanwijzingen vormen voor mogelijke ervaringen. Deze aanwijzingen of belevings bronnen (Belbronnen) samen vormen het verhaal van de gemeenschap, dat via de zintuigelijke waarnemingen van toeristen tot leven gebracht wordt en tenslotte tot nieuwe ervaringen leidt. De ontmoeting tussen plaatselijke mensen en toeristen gaat dan ook over het inkaderen van verwachtingen voor ervaringen.
3. De verwachtingen
Voordat er met een ontwerp-plan begonnen wordt moeten eerst de verwachtingen voor deze ontmoeting bekeken en bijgesteld worden volgens wat redelijkerwijs verwacht kan worden. Verwachtingen in het toerisme zijn op hun beurt weer gebaseerd op de behoeftes en motivaties van de acteurs. Wat uit de literatuurstudie over dit onderwerp duidelijk naar voren komt dat plaatselijke bevolkings groepen gemotiveerd of overgehaald worden door economische beweegredenen, terwijl de toeristen hun motivatie halen uit de mogelijkheid socio-culturele ervaringen op te doen. Dit betekent in wezen dat beide partijen met volstrekt verschillende motivaties en verwachtingen aan de ontmoeting beginnen – een weinig belovende start. Te vaak nog wordt de toeristen voorgespiegeld, dat socio-culturele ervaringen met kontant geld gekocht kunnen worden, terwijl de plaatselijke gemeenschap moet geloven, dat door te doen wat toeristen leuk vinden ze daarmee in hun levens onderhoud kunnen voorzien. Men kan ook aan een wat romantischere versie denken van toeristen die zich aangetrokken voelen door de geëngageerde verhalen die een plaatselijke gemeenschap kan tonen en na de ontmoeting nemen de toeristen met tranen in de ogen afscheid vanwege de vriendschappen die gesloten zijn en ongelooflijke ervaringen die een ieder beleefd heeft. Hoe dan ook alle deelnemers in het toeristisch proces moeten een eerlijke start hebben door op de motivaties en verwachtingen van de andere partijen in te kunnen spelen. In het geval van een plaatselijke gemeenschap die met een nieuwigheid zoals het toerisme te maken krijgt kan dit vertaald worden naar de opening van nieuwe externe netwerken die toegang verlenen om meer te weten te komen over toeristen en wat hen kan interesseren, en dit te vergelijken met wat hun gemeenschap te bieden heeft.
Aan beide kanten moeten verwachtingen gekoesterd worden die reeël zijn en de vaste ideeën die men heeft moeten hierop bijgesteld worden. In het geval van een plaatselijke bevolking worden de economische perspectieven van een toeristisch project vaak te rooskleurig voorgesteld, wat dan nog verder gevoed wordt door het idee dat alle toeristen rijk zijn. Het is ook wel begrijpelijk dat toeristen rijk geacht worden, daar zij doorgaans in luxueuze touringcoaches of fraaie huurauto’s aankomen, terwijl een plaatselijke bevolking in vele gevallen een oude rammelbus moet gebruiken voor hun openbaar vervoer. Camera’s, mobiele telefoons, Ipods en zonnebrillen die de toeristen bij zich hebben geven ook dat idee van een luxe, waar de plaatselijke mensen niet aan gewend zijn. Dit kan tot vaste ideeën leiden over hoe toeristen zijn. Het tegenovergestelde kan ook over de toeristen gezegd worden, die bij het idee van armoede zich al snel superieur voelen en erger nog, zich cultureel superieur voelen, terwijl het tegengestelde heel goed het geval kan zijn. Het afbreken van vooroordelen is daarom een belangrijke taak van het RGT.
Voor beide partijen moeten verwachtingen breed gesteld zijn, zodat de nieuwigheid van de ontmoeting zoveel mogelijk benut kan worden en beide partijen moeten goed weten waar het toerisme om draait en wat zij van deze ontmoeting aan tastbare en niet-tastbare zaken kunnen verwachten. Beide partijen moeten het nut zien van het feit, dat er nieuwe netwerken geopend worden en de plaatselijke bevolking moet zich bewust zijn van het feit, dat een toenemend aantal toeristen vertaald kan worden naar een grotere interesse van regeringsautoriteiten en daarmeee de mogelijkheden voor een verbeterde infrastructuur, zoals wegen, electriciteit, telefoon etc.
Daarnaast hebben in het toerisme de verwachtingen ook te maken met “branding” en “marketing” en de oefening van het vergelijken wat een gemeenschap kan bieden met waar toeristen geïnteresseerd in zijn is van groot belangrijk en moet al direct aan het begin van een ontwikkelingsproces toegepast worden. Tot nu toe zijn deze laatste beschouwingen en dan vooral degene over de verwachtingen van de toeristen buiten beschouwing gebleven bij de meeste RGT projecten, daarmee ontkennend, dat het bij RGT nu juist om de ontmoeting tussen plaatselijke mensen en toeristen gaat.
4. Basis voorwaarden voor de ontmoeting
Het bezien wat er aan mogelijkheden voor het toerisme zijn in een specifiek ruraal gebied en de specifieke aard van de ontmoeting tussen mensen met verschillende culturele achtergronden levert nog een serie observaties op. Een belangrijk deel van de sociale ervaringen van toeristen komen uit de communicatie voort, die zij met de mensen van een rurale gemeenschap hebben, wat dan inhoudt, dat om deze communicatie succesvol te maken de toeristen de taal van de plaatselijke bevolking spreken of dat er een taal is waarin beiden zich kunnen uitdrukken – vaak is dat het Engels. Dit betekent in wezen, dat bij het ontwikkelen van RGT het interne toerisme de eerste richtmarkt moet zijn. Normaal gesproken heeft een plaatselijke bevolking de neiging toeristen als gasten te behandelen, maar tegelijkertijd dienen zij te beseffen, dat toeristen juist geen gast willen zijn, maar zoveel mogelijk pogen het echte authentieke leven van een gemeenschap te zien. Dit punt komt ook met de observatie overeen, dat in een pension een toerist kan proberen zich thuis te voelen, maar wanneer men bij mensen thuis slaapt wordt de toerist altijd als gast behandeld. In de praktijk betekent dit, dat in het geval, dat toeristen een geheel andere culturele achtergrond hebben zij beter in een pension slapen, terwijl voor het slapen bij mensen thuis beter toeristen met nauwere culturele banden uitgenodigd worden, zoals mensen van een nabije grote stad. Dan is er het punt in hoeverre toeristen activiteiten willen uitvoeren met of zonder de directe deelname van plaatselijke mensen. Wandelingen in de natuur, fiertstochten of agrarische activiteiten kunnen mooie toeristen attracties zijn, maar het moet altijd duidelijk zijn in hoeverre het iets betreft, dat speciaal voor toeristen opgezet is of dat onderdeel vormt van het plaatselijke dagelijkse leven. Het hangt er hierbij ook vanaf in hoeverre toeristen en de plaatselijke bevolking hun geest voor nieuwe ervaringen openen en in hoeverre deze opening gedeeltelijk geblokkeerd kan raken door bestaande vooroordelen. Dan is de mogelijkheid van vrijwilligers werk een interessante optie en kan zeker een dimensie aan de sociale ervaringen toevoegen. Ook hierbij is het weer van belang in te zien, dat de rol van de toerist vanaf de eerste etappes van de planning van een toeristisch project inbegrepen moet worden.
5. De authenticiteit van de ontmoeting
Wat voor een toerist als attractief omschreven kan worden hangt geheel af van de behoeftes, motivaties en verwachtingen die hij heeft, hetgeen verder op grond van zijn referentie kaders ontwikkeld wordt. Wat ruraal genoemd kan worden vanuit het oogpunt van een stads-mens neigt vaak naar het nostalgische, waarbij gedacht wordt aan een puur, schoon en authentiek leven dat rurale bewoners geacht worden te leiden. De postmoderne levensstijlen omvatten vaak elementen die meer aan een tijdperk gebonden zijn dan aan een (geboorte) plaats. Onzekerheid over de toekomst en een nostalgisch verlangen naar het verleden vormen ook deel van de droom van postmoderne toeristen uit de steden, die zij denken op het platteland terug te kunnen vinden.
In dit geval moet die authenticiteit echt lijken, daar het van belang is dat de resulterende ervaring als authentiek beleefd worden. Uiteraard is de echte objectieve authenticiteit een mogelijkheid, maar er is ook het soort, waarbij een object of fenomeen als authentiek ervaren wordt zonder dat het echt hoeft te zijn. Het verhaal wat er over het object verteld wordt kan een gevoel van authenticiteit oproepen en maakt daarbij onderdeel uit van de relatie tussen toerist, het object en het beeld ervan. Deze waarneming maakt het belang duidelijk van het verschil tussen toeristen attracties die speciaal voor toeristen gemaakt zijn en het dagelijkse dorpsleven, dat er toch al is met of zonder toeristen. Deze dagelijkse werkelijkheid kan niet voor toeristen opgevoerd worden, want anders zou dit dagelijkse leven een toeristische attractie vormen en als zodanig geen deel meer uitmaken van het normale dagelijkse leven. Hoe de plaatselijke bevolking met het milieu omgaat is een voorbeeld van hun authentieke manier van leven: hun relatie tot de natuur kan heel anders zijn dan een toerist gewend is, vooral daar de socio-culturele en milleu consideraties normaal gesproken anders zijn voor toeristen dan plaatselijke mensen, met een mogelijke uitzondering voor het binnenlandse toerisme.
Een andere postmoderne variant van de authenticiteit in het toerisme is de activiteits gerelateerde authenticiteit, die direct het eigen ik van de persoon betreft en de verandering die hij kan ondergaan door een zekere activiteit. Bij het vissen kan men een geweldig gevoel van innerlijke rust krijgen, wat een authentieke ervaring is, maar niet direct aan een duidelijk toeristische attractie toegeschreven kan worden. Het avonturentoerisme in rurale zones geeft vele kansen hiertoe. De authenticiteit gaat dan geheel om de eigen innerlijke ervaringen onafhankelijk van het feit waar deze vandaan komen. De sociale ervaringen komen dan vaak op de achtergrond.
Op grond van deze overwegingen kan een inventaris opgezet worden van de mogelijkheden die een ruraal gebied kan aandragen voor het toerisme. Het toerisme kan vele facetten hebben en kan zich in verschillende gedaantes voordoen, maar over het algemeen zijn de meest voorkomende soorten RGT het ecotoerisme, agrotoerisme of gemeenschaps toerisme, zoals al eerder aangegeven. Dan moet er ook een besluit vallen over mogelijkheden zoals dag excursies, mogelijke overnachtingen of vrijwilligers werk.
6. Het koppelen van gemeenschappen en toeristen
Wanneer we het RGT vanuit het oogpunt bezien van de ontmoeting tussen gastheer en gast als de spil waar het toerisme om draait, dan zijn er een aantal vereisten om deze ontmoeting te laten gebeuren. De bestemming en de toeristen moeten van elkaars bestaan afweten en ook wat de motivaties zijn die de twee naar elkaar toe stuwen. Marketing neemt daarom een belangrijke plaats in, waarbij het in de eerste plaats gaat om de uitwisseling van kennis en het openen van nieuwe netwerken.
Een plaatselijke bevolking ziet vaak niet hoe een toerist daar terecht is gekomen; te vaak wordt er als feit aangenomen, dat er toeristen komen, als “vanuit het niets”. Opeens zijn ze er! De ingewikkelde machinerie die erachter zit van inelkaar grijpende netwerken, zodat een toerist op een bepaalde plaats komt, staat ver van de wereld af van het overgrote deel van plaatselijke gemeenschappen. De lokale mensen weten vaak niet, hoe de toerist bij hen terecht gekomen is, noch wat de toerist voorgespiegeld is, noch wie de toerist daar naartoe ‘gestuurd’ heeft en ook niet hoeveel toeristen men eigenlijk kan verwachten. Daarbij valt de wisselvalligheid van het toerisme met bijbehorende markt onzekerheden en invloeden van hoog- en laagseizoen geheel buiten het bestek van een plaatselijke bevolking.
Er moeten externe netwerken zijn die de plaatselijke bevolking helpen zich met die mensen en organisaties te verbinden, die (A) een directe interesse in toeristische projecten hebben en (B) die kunnen helpen met het ontwerpen van web-pagina’s en verdere communicatie kanalen die voor marketing doeleinden gebruikt kunnen worden. Een goede presentatie op het internet via een pagina (waarschijnlijk door een niet-regerings instantie gesteund) en de aanwezigheid op Facebook en Twitter zijn onmisbaar bij het ontwikkelen van RGT projecten. Daarbij is de aanwezigheid op de sociale pagina’s belangrijk voor het verder uitbreiden van netwerken. De web-pagina’s hebben twee doelgroepen in gedachte: potentiële reizigers en reisorganisaties. Het is bij deze websites van belang dat er een balans uitstraalt tussen toeristen en gastheren/vrouwen, wat betekent, dat de pagina niet moet aangeven wat toeristen graag willen horen, zoals propaganda of advertenties, maar een getrouw beeld moet weergeven van hoe een gemeenschap eruit ziet en wat men er kan doen. Het moet daarbij duidelijk zijn, dat het om verantwoord toerisme gaat en dat toeristen in die zin ook verantwoordelijkheden dragen.
Doorgaans is het nogal een uitdaging bij losstaande plattelands toerisme projecten een aantrekkingskracht voor buitenstaanders te vinden, daar een plaatselijke gemeenschap doorgaans een weinig typische beeld weergeeft. Om het meeste uit het toeristisch aanbod te halen en om het te verbreden kunnen marketing activiteiten vaak beter op cooperative schaal gebeuren tussen de verschillende projecten in dezelfde zone, waarbij altijd naar een win-win situatie gestreefd wordt. Zonder de medewerking van derden, zoals de publieke sector, kan dit moeilijk te verwezenlijken zijn, daar de rurale gemeenschappen vaak de financiële en technische middelen missen. Plaatselijke privee organisaties kunnen hierbij ook heel goed uitkomst bieden, daarbij openlijk gesteund door de overheden of internationale organisaties. Deze constructie kan echter wel het nadeel hebben, dat een toeristisch plattelands project te lang van deze steun afhankelijk blijft en daarmee een stuk autonomie inlevert. Plaatselijke reisbureau’s kunnen ook hun rol spelen op grond van de expertise die zij hebben, waarbij wel vastgesteld moet worden dat dit deel van de privee sector inderdaad voldoet aan basiseisen wat verantwoordelijk en duurzaam toerisme betreft.
Wat hierbij ook genoemd kan worden is wat bekend staat als “cooperative branding”, waarbij een aantal projecten in dezelfde regio van een duidelijk herkenbaar etiket voorzien worden en op deze manier de aantrekkingskracht van de diverse projecten gebundeld wordt. Dit heeft dan ook betrekking op de praktijk van complementaire functies van de diverse projecten, die samen bijvoorbeeld een hele toeristische route kunnen vormen die makkelijk binnen een bepaald tijdsbestek af te leggen is. Vandaar dat onder punt 1.4 het belang genoemd werd, dat projecten niet te moeilijk te bereiken en zijn en maximaal op een halve reisdag afstand van elkaar liggen.
Een RGT project kan aandacht trekken, doordat er een duidelijke toeristische hoogtepunten aanwezig is in de vorm van indrukwekkende natuurlijke fenomenen, majesteitelijke landschappen of historische monumenten. In het geval van de boeren gemeenschap zelf gaat het niet om iets beroemds of indrukwekkends, in tegendeel, het gaat om normale mensen met sterke historische banden en manier van leven. Er is dus een verschil tussen die plattelands gebieden met een duidelijk omschreven toeristische attractie, die wat marketing betreft de traditionele paden volgen, en de gebieden die een duidelijk inheems en boeren karakter hebben en dit delen met bezoekers. In dat geval wordt de leverancier-klant relatie vermeden ten gunste van een interactieve gastheer/vrouw – gast relatie en dit moet ook op de betreffende websites naar voren komen.
Toeristen kunnen met een rurale gemeenschap direct in contact komen via Internet of electronische berichten en het RGT project wordt dan op het Internet door potentiële toeristen gevonden. Vele potentiële bezoekers echter maken van reisbureau’s gebruik in hun eigen land of van het land van de vakantie bestemming. De aanbods keten van reisbureau’s op de verschillende niveau’s werken als netwerken en daarin kunnen die organisaties een spil functie vervullen. Het kan van belang zijn wanneer reisagenten of tour operators bij het RGT betrokken worden vooral vanwege de kennis waarover zij beschikken over wat toeristen graag willen doen en wat zeker niet. Als intermediaires spelen de reisorganisaties een delicate rol en moeten aan toeristen duidelijk maken dat een RGT bezoek zekere verantwoordelijkheden inhoudt en daarom moeten deze reisorganisaties de plaatsleijke situatie goed kennen.
Een verdere belangrijke toepassing van het Internet is de sociale informatie als onderdeel van de zogenaamde Social Information Seeking (SIS). De afgelopen jaren is er een toenemend aantal websites waar mensen vragen kunnen stellen, die dan door willekeurige gebruikers beantwoord worden Een van de eerste voorbeelden was de pagina Answerbag en sindsdien zijn er vele bijgekomen, waarvan vermoedelijk Yahoo!Answers de populairste is.
Het idee hierachter komt met het Wiki concept overheen, waarvan Wikipedia het bekendste voorbeeld is. De vragen paginas bestaan uit vier niveau’s: er is een deel waar mensen vragen kunnen stellen, dan is er de mogelijkheid voor wie dan ook om die vragen te beantwoorden, ten derde is er de mogelijkheid, dat deze antwoorden geindexed worden en via zoekmachines weer tevoorschijn komen wanneer webgebruikers antwoorden zoeken op eerder gestelde vragen en tenslotte is er de gemeenschap die er rond de site ontstaat. Dit betekent dat deze website een tweede rol vervullen als “data base” op eerder gegeven antwoorden gebaseerd. Deze antwoorden komen dan van de mensen van een gemeenschap of van een willekeurige outsider, zoals toeristen. Dit kan op wereldniveau zijn, maar ook beperkt worden tot zekere groepen met een zelfde interesse (gemeenschappen). De term gemeenschap is hier in de breedste betekenis van het woord gebruikt, en deze sites worden de cQA-sites genoemd. Sinds 2003 worden deze sites ontwikkeld en in aantal zijn ze snel toegenomen. Daarnaast is er ook nog de groeiende tendens dat mensen op Internet vragen stellen in plaats van zelf het antwoord proberen te vinden. Meer en meer mensen schijnen te denken: “Waarom zal ik tijd verspillen om een antwoord op te zoeken, wanneer ik via Internet de mensen kan bereiken die het antwoord weten?” Op Internet forums of andere communicatie platvormen ziet men ook deze tendens dat er steeds meer vragen gesteld worden.
Het potentieel voor het toerisme van de cQA sites is natuurlijk enorm en dit soort sites kunnen een link gaan vormen tussen toeristen en een bestemming of een plaatselijke bevolking. Daarnaast kunnen we zien hoe via steeds geavanceerdere Search Engine Optimization (SEO) technieken de (potentiële) toeristen steeds makkelijker antwoorden op de meest uiteenlopende vragen kunnen vinden en de rol van cQA sites in combinatie met zoekmachines vormen een hele interessante bron van sociale informatie inwinning.
7. Nieuwe Netwerken
Wanneer een plaatselijke bevolkingsgroep eenmaal besloten heeft een project te beginnen om bezoekers in hun gemeenschap te ontvangen wordt er automatisch een raam geopend, dat de mogelijkheid biedt met externe deelnemers contact te krijgen en dit kunnen dan potentiële toeristen zijn of andere belanghebbenden, die op de een of andere manier bij de bezoekers stroom, transport of marketing betrokken zijn. Vanuit het oogpunt van ontwikkeling moet het inventariseren van bestaande contacten gecombineerd worden met een inventaris van externe nieuwe netwerken, waartoe een rurale gemeenschap toegang zou moeten hebben.
Een grotere nadruk op de rurale ontwikkelingsprocessen zelf leidt tot de noodzaak om inventarisaties op te zetten van bestaande netwerken en van de beschikbare technische en ervarings kennis. De vraag wie er kennis heeft en wie de vaardigheden moet een basis vormen van waaruit een ontwikkelingsproces zich verder ontplooit. Deze inventarisatie van kennis en van de interne en externe netwerken van een gemeenschap vormen niet alleen de basis van de project planningsetappe, zij geven ook direct de zwakke en sterke punten van de interne organisatie aan en vormen daarmee een indicateur van de benodigde opleidingen en training die in het ontwikkelingsproces opgenomen moeten worden. Daarbij betekent de introductie van een innovatie zoals het RGT, dat nieuwe kennis de gemeenschap binnen stroomt. Training is daarbij een van de hoofddoelen in het ontwikkelingsproces samen met de uitwisseling van technische en ervarings kennis. Er kunnen drie types onderscheiden worden:
A. De uitwisseling van bestaande kennis; netwerken die buiten een gemeenschap reiken kunnen de contacten met andere gemeenschappen of groepen in een regio bevorderen als basis voor de uitwisseling van informatie en opinies. Met andere woorden gaat het om plaatselijk reeds bestaande kennis en dit wordt ook wel de horizontale netwerk integratie genoemd.
B. Nieuwe inbreng aan kennis:
B1. Vanuit regerings instanties, universiteiten, niet-regerings organisaties etc.
B2. Vanuit de reiswereld, zoals touroperators, lokale agenten etc.
Een ander geval zijn de contacten van regerings instanties of andere organisaties, daar deze netwerken over een kennisstroom gaan die naar een gemeenschap toe vloeit en nieuwe ideeën, technieken of concepten kan bevatten en daarmee een verticale kennisstroom betreft. Wanneer dit toegepast wordt op een benadering van beneden naar boven zijn deze externe impulsen van het grootste belang, maar netwerken moeten eerst opgezet worden om dit een kans te geven.
C. Nieuwe initiatieven:
C1. Training, instructie en opleidingen
C2. Marketing, web-pagina’s ontwerpen, boekhouding, etc.
De derde vorm van kennisinbreng betreft de contacten met mogelijke kopers van niet alleen de agrarische producten die een gemeenschap prouceert, maar ook van diensten zoals bij het toerisme. Dit kan dan een toeristisch project binnen de gemeenschap betreffen of de netwerken van reisorganisaties.
Wanneer de motivaties en de aard van een zeker ruraal toerismeproject vastgesteld zijn en er een begin gemaakt is met de stroom van toegevoegde kennis over de mogelijkheden die het toerisme te bieden heeft, komt er de etappe waarbij beschouwd wordt welke nieuwe elementen binnen een gemeenschap ontwikkeld moeten worden voor een bepaalde toeristische activiteit, wat een atractie kan zijn voor alleen dag-bezoekers, of voor mensen die meerdere dagen blijven, maar het kan ook om een indirecte deelneming gaan bij andere toeristische activiteiten en waarbij agrarische producten, kunstnijverheid artikelen of gidsdiensten aangeboden worden.
8. Vereisten voor een RGT ontwikkelings process
Op grond van de voornoemde theoretische instrumenten kan het proces van de RGT ontwikkeling beschreven worden, daarbij in gedachte houdend, dat de benadering van beneden naar boven toe is en dat dit soort projecten als radicale innovaties in een rurale omgeving gezien worden. De onderliggende argumenten voor een succesvolle toepassing van RGT projecten zijn dan op 5 uitgangs punten gebaseerd die onderling verbonden zijn. Wanneer er eenmaal besloten is, dat een rurale gemeenschap of gebied voor toeristen interessant kan zijn en de plaatselijke bevolking daar ook interesse in heeft getoond, moeten alle deelnemeres zich realiseren:
2.1 RGT projecten moeten met de volledige deelname van de betrokken plaatselijke gemeenschap uitgevoerd worden en moet op hun initiatief steunen; voor welk initiatief dan ook verankerd te raken binnen een gemeenschap moet deze gemeenschap het proces hier naartoe zelf opstarten.
2.2 RGT projecten moeten tot socio-economisch en milieu verbeterde leefcondities voor een rurale gemeenschap leiden; alhoewel de economische invloed op een plattelandsgebied doorgaans de nadruk krijgt, onder andere door de invloed van de strijd tegen de armoede, moeten de voordelen ook verbeterde leef- en werkcondities behelzen, als ook een uitgebreidere infrastructuur en verhoogd cultureel bewust zijn.
2.3 RGT projecten moeten tot een groeiend aantal interne en externe netwerken leiden die binnen een gemeenschap creativiteit en nieuwe kennis stimuleren. Daar de introductie van toerisme een innovatie is vloeit er een stroom van nieuwe kennis de gemeenschap binnen; daarom zijn training en opleidingen in het algemeen basis elementen om de plaatselijke bevolking met hun nieuwe taken te kunnen steunen zoals nieuwe soorten diensverlening en technologiën zonder voortdurend afhankelijk te blijven van externe bronnen, wat op de lange duur de autonomie van een gemeenschap kan ondermijnen.
2.4 RGT projecten moeten een aanvullende rol spelen bij de al bestaande economische activiteiten van een gemeenschap en moeten eerst op al bestaande organisatorische structuren aansluiten. Dit uitgangspunt vervult allereerst de rol van veiligheids klep om te garanderen, dat het toerisme tenslotte verankerd wordt binnen een gemeenschaps structuur. Dan betekent dit ook dat hoewel de innovatie van de introductie van RGT dan radicaal mag zijn, de invloed ervan niet direct tot radicale veranderingen in de sociale structuur van een gemeenschap zelf leidt.
2.5 RGT projecten moeten een organisatorische structuur kunnen produceren, die onder andere die deelnemers binnen een gemeenschap aanwijst die direct bij de toeristen en de toeristische infrastructuur betrokken zullen zijn. De netwerken in het toerisme hangen sterk van persoonlijke contacten en diensten af als onderdeel van de gastvrijheid die geboden wordt en van het beeld dat de gemeenschap naar buiten toe wil laten zien. Het toerisme in het algemeen draait om persoonlijke contacten en netwerken en daarom kan men zich niet veroorloven, dat iedere keer een andere persoon de contacten binnen een netwerk onderhoudt. Het werken in toerisme vereist speciale vaardigheden, zoals bij elke activiteit, en niet iedereen in een gemeenschap hoeft zich direct met het toerisme bezig te houden, maar kan dat ook op indirecte wijze doen door middel van agrarische producten, souvenirs etc. Een belangrijk onderdeel van het bestuur van een project is daarom het benoemen van de te spelen rollen en de te vervullen taken.
9. Bestuur
Tot nu toe is er een algemene schets gegeven op grond van de reflexieve benadering van het toerisme van alle vereisten die nodig zijn om de geschiktheid en uitvoerbaarheid van mogelijke toeristsche projecten te identificeren, die door een plaatselijke bevolking zelf aangedragen zijn. Het grootste deel van de acties die tot nu toe beschreven zijn betreffen de voorafgaande fase en er is aangegeven dat deze acties van fundamenteel belang zijn voor het succes van een RGT project. Het blijkt echter dat de meerderheid van RGT projecten deze weg niet genomen hebben en eerder de traditionele route gevolgd hebben van het leverancier-product-klant model.
Een studie van de literatuur over dit onderwerp als ook een reeks studies van concrete gevallen geven aan, dat het mislukken van de marketing en een gebrek aan bestuur de grootste struikelblokken zijn om RGT projecten succesvol te laten verlopen en deze visie kan ook “in het veld” waargenomen worden. Beide punten vormen onderdeel van de radicale innovaties die zich binnen een gemeenschap moeten voltrekken om een RGT project tot een succes te maken. Het laatste genoemde uitgangspunt 2.5 over de interne organisatie en het besturen van externe netwerken schijnt veel problemen in de praktijk op te leveren en vooral het gebrek eraan is een van de hoofdthema’s en het grootste probleem voor de participatie van vrouwen bij de project ontwikkeling.
Bestuur, management en leiderschap hebben met de interne organisatie van een gemeenschap te maken en de manier waarop beslissingen genomen worden. De organisatie binnen een gemeenschap draait om het proces, dat te maken heeft met verantwoordelijkheid en betrokkenheid, omdat indien deze elementen niet aanwezig waren er geen politieke duurzame situatie ontstaat, wat dan vervolgens de autonomie van een gemeenschap kan aantasten. Er kan zich een afhankelijkheid van externe organisatie structuren wat kennis overdracht betreft ontwikkelen, wat tot een gebrek aan zelfvertrouwen kan leiden en daarmee de besluitskracht aantast, wat dan ook weer de autonomie ondermijnt. Het kan tientallen jaren geduurd hebben, voordat in een gemeenschap de processen hoe besluiten genomen worden in de gemeenschap verankerd liggen, maar het toerisme heeft de kracht op hele korte termijn deze processen drastisch te veranderen en daarom is het de uitdaging een effectieve besluitvorming in een rurale gemeenschap te garanderen, die de autonomie handhaaft en een efficiënte bestuurs structuren creeërt.
De organisatie binnen een gemeenschap bepaalt voor een groot deel welke netwerken er ontstaan en hoe die functioneren. Het gedrag als gemeenschap vereist vele niveau’s van interne organisatie, wat inhoudt, dat er een vereniging, cooperatie of stichting gevormd wordt, daar deze drie de meest voorkomende juridische vormen zijn, die door de publieke en de privee sectors geaccepteerd worden. Deze organisatie vormen kunnen netwerken bouwen en versterken, maar moet men zich realiseren, dat het hier om typisch westerse constructies gaat, die niet noodzakelijkerwijs met plaatselijke tradities overeenkomen en dit kan inhouden, dat een deel van een rurale bevolking buiten gesloten blijft.
10. Duurzaamheid
Wanneer er een start wordt gemaakt met het kijken naar de mogelijkheden een toerisme project in een rurale gemeenschap te introduceren moeten duurzame ontwikkelings kwesties hoog op de agenda komen. Het toerisme oefent een duidelijk druk uit op het milieu en een studie over de invloeden moet duidelijk kunnen aantonen, in hoeverre een dorp of ruraal gebied die druk aankan. Behalve de milieu problematiek is er het punt, dat onder druk van vreemde invloeden het verhaal dat een gemeenschap te vertellen heeft niet zou moeten veranderen. Het verhaal van een gemeenschap moet door externe acteurs bestudeerd worden, zoals bijvoorbeeld consultants of deskundigen in toerisme, en afgewogen worden tegen de mogelijke verwachtingen die toeristen zouden kunnen hebben. Dit afwegen houdt ook elementen in zoals de kwetsbaarheid van cultureel erfgoed, tradities en gewoontes en in welke mate de plaatselijke bevolking die naar buiten wil brengen.
RGT projecten moeten gezien worden als een uitdrukking van duurzaamheid zelf. Plaatselijke gemeenschappen overigens komen doorgaans grote struikelblokken tegen om de schadelijke effecten van de toeristen op hun directe milieu te verzachten of te vermijden. Vuilverwerking is een van die kwesties, daar de meeste plaatselijke gemeenschappen niet over andere middelen beschikken dan het vuil maar op de vuilnishoop buiten het dorp te storten. Recycling is in hoge mate noodzakelijk, maar in ver afgelegen gebieden is dit nu eenmaal niet haalbaar. Op dezelfde manier zijn er meer beperkingen te noemen – vaak van economische aard – die een rurale bevolking ervan weerhouden de internationaal gezette duurzaamheidsstandaards aan te houden. De plaatselijke bevolking voelt zeker dat zij in harmonie met de natuur leven, maar het kan best zijn dat bredere ecologische overwegingen voor een hele regio nog andere maatregelen vergen, die door plaatselijke bewoners als ergerlijk of als interferentie aangemerkt worden. Toerisme mag dan geen direct onderdeel vormen van de interne duurzaamheids kwesties, het opengooien van nieuwe externe netwerken en de nieuwe contacten als resultaat ervan kan voor een gemeenschap consequenties hebben die niet altijd voorzien waren. De meeste gemeenschappen geven om hun milieu als onderdeel voor hun overleving en zij zijn zich daarom heel bewust van de solidariteit met hun toekomstige generaties, maar deze solidariteit kan wel degelijk veranderen door de aanwezigheid van toeristen en vooral wanneer er te veel zijn. Een plaatselijke bevolking kan wel degelijk deze solidaiteit gedeeltelijk opgeven onder druk van het toerisme, het idee van geldelijk gewin of door publieke en privee sector daar naartoe geduwd.
De duurzame ontwikkeling in rurale gebieden heeft nu de attentie van regerings instanties en reisorganisaties in het algemeen gekregen, maar dit is nog niet altijd naar de praktijk doorgetrokken. De publieke sector’s wat traditionelere inzichten richten zich meer op de wat kortere termijn en schijnen vaak de basis principes van gemeenschaps toerisme te ontkennen: een plaatselijke gemeenschap die een toeristen gemeenschap ontmoet, waarbij er geen economische transactie in het spel is. De privee sector en reisorganisaties ondersteunen ook de economische visie, wat betekent dat de logica om ruraal toerisme met duurzame ontwikkeling te verbinden meer op een “wensdenken” gebaseerd is, daar het toerisme zich nooit onderscheiden heeft als typisch duurzaam noch door een lange termijn visie.
Tegelijkertijd moet men zich realiseren dat het gebrek aan middelen van regeringen om ecosystemen volledig te kunnen beschermen en daarbij ook de noodzaak voor productieve alternatieven nabij natuurbeschermde gebieden wel degelijk een opening gecreeërd hebben voor een duurzame ontwikkeling die door een plaatselijke bevolking bevorderd wordt om een antwoord te vinden op het eeuwige conflict tussen conservatie en ontwikkeling. Daarom kan het RGT wel degelijk een duurzaamheids instrument vormen die de doeleinden van vele betrokken partijen kan dienen.
Slot opmerkingen
De rurale gemeenschaps ontwikkelingsprojecten in toerisme hebben zich tot nu toe hoofdzakelijk op de economische invloeden ervan gericht en er is te weinig aandacht geschonken om deze ontwikkelings processen vanuit het toerisme zelf te bezien: de rol van de toerist erin, de relatie tussen toeristen en de mensen op de bestemming en de deuren die geopend worden voor beiden. Het gebrek aan succes van zovele RGT projecten – en dan vooral in ontwikkelingslanden – wat het aantal bezoekers betreft schijnt vooral te maken te hebben met bestuurs en marketing problemen. Uit de praktijk wordt het duidelijk, dat RGT projecten misschien economisch gezien net rond draaien, maar dat betekent eigenlijk, dat RGT voor andere doeleinde ontwikkeld moeten worden. Een extra inkomen is altijd een mogelijkheid, maar er is ook het punt van de toename van netwerken die weer de deur openen voor innovaties en creatieve oplossingen en daarmee gelegenheden creeëren voor nieuwe ontwikkelingen met het directe voordeel dat de lokale bevolking bewuster van hun cultuur en hun manier van leven worden. Het toerisme is dus een manier om horizons te verbreden en dan niet alleen voor toeristen, maar ook voor de plaatselijke bevolking die in contact komt met een andere wereld.
Echter, de struikelblokken die zich voordoen in de vorm van gebrekkig bestuur en marketing kunnen wel degelijk symptomen zijn van een dieper geworteld probleem. De marketing en, om preciezer te zijn, het gebrek eraan schijnt direct betrekking te hebben op de afwezigheid van de benodigde voorstudies van wat toeristen geboden kan worden, welk verhaal de gemeenschap te vertellen heeft en de brug tussen beiden. Het gebrek aan deze basis inzichten leidt tot het probleem hoe de beslissingen genomen worden wat het beste voor een gemeenschap is en hoe de desbetreffende bestuursvormen opgezet moeten worden. De noemer die deze knelpunten gemeen hebben is de heersende economische visie van de meeste externe acteurs op toeristen: “er moet van hen geprofiteerd worden” wat leidt tot een ontwikkelings proces waarbij de economische factoren domineren, wat weer leidt tot een gebrekkig inzicht in wat het toerisme eigenlijk beweegt. Opbrengsten zijn belangrijk zolang ze echter wel op de principes van een verantwoordelijk toerisme gebaseerd zijn; daarnaast zijn er de specifieke taken vastgelegd in een goed uitgewerkt management plan gebaseerd op de vastgestelde toeristische infrastructuur van groot belang. Hieraan kan toegevoegd worden, dat in de praktijk de initiatieven van de publieke en privee sectoren beter de mogelijkheden en sterke punten van een gemeenschap moeten weergeven, daar het om het culturele erfgoed van een bevolking gaat, waar nu net de toeristen op uit zijn.
De publieke en privee sectoren zijn van groot belang geweest voor het RGT en zonder hun medewerking zouden vele ontwikkleings processen niet mogelijk gebleken zijn. Dit geldt ook voor de diverse trainingsprogramma’s, die een belangrijk element vormen om gemeenschappen op hun nieuwe taken voor te bereiden. Er is geen plaats voor een benadering van boven naar beneden toe, daar het RGT uit een vrijwillige ontmoeting bestaat tussen plaatselijke mensen en toeristen waar geen economische transactie aan ten grondslag ligt. De traditionale visie op het toerisme als een relatie tussen leveranciers en klanten komt niet overeen met de werkelijkheid van het RGT. Om toeristen als klanten te zien die alleen hun geld waard zijn en gastheren die alleen probleren zoveel mogelijk geld te maken is een visie die helaas nog steeds gangbaar is in vele handboeken en op academische niveau’s aangaande het rurale toerisme. Men moet zich realiseren dat in de meeste RGT gevallen de toeristen alleen voor de overnachting en eten betalen en misschien voor een paar excursies of toegangsgelden, maar de toeristen betalen niet waarvoor zij gekomen zijn: het beleven van het rurale gemeenschaps leven, de lokale cultuur en het platteland in het algemeen, wat ervaringen creeërt die van onschatbare waarde zijn.
Het gaat om de postmoderne toerist uit de stadsgebieden die een ontmoeting wil hebben met mensen van het platteland en deze toerist moet goed begrijpen dat hij binnen een rurale gemeenschap geen andere status heeft dan die van bezoeker. Het is voor elk RGT project belangrijk, dat de plaatselijke mensen het type gastvrijheid blijven behouden die zij toch al hadden en dat hen geen gedwongen bediende-klant houding wordt opgelegd (zoals zo vaak in de “hospitality” sector wordt aangegeven), terwijl de toeristen duidelijk voor ogen moeten hebben, dat zij niet bediend gaan worden, maar dat zij zich als bezoekers in een voor hen vreemde omgeving moeten gedragen. De logica van het geld moet niet toegepast worden om nu juist te waarborgen dat de ontmoeting tussen beiden uniek blijft. Echter, er zijn vele reisorganisaties die RGT projecten nog steeds als attracties zien die aan klanten verkocht kunnen worden en die ervoor willen zorgen dat de plaatselijke mensen “volledige klant tevredenheid” leveren – wat dat op het platteland dan ook moge betekenen.
Dat reisorganisaties en de privee en publieke sectoren in het algemeen het ecomomisch denken gaan combineren met de sociaal-psychologische inzichten op de ontmoeting tussen een plaatselijke bevolking en toeristen is geen tendens voor de toekomst, maar zou de hedendaagse werkelijkheid moeten betreffen.
De visie dat de sociaal-psychologische benadering de essentie van het RGT bepaalt en niet zozeer de economische beweegredenen kan door velen aangevochten worden en moet nog als zodanig bewezen worden, maar desalniettemin zijn er vele aanwijzingen in de praktijk de duidelijk in die richting wijzen. De belangrijkste reden van dit artikel is om de academische wereld uit te nodigen hun belangstelling op deze aspecten van het RGT te richten en ook op de rol die toeristen hierin spelen. De visie die in dit artikel is weergegeven richt zich ook op de mensen die in de reisbranch werken en nodigt hen uit het toerisme van een andere kant te bekijken en dan alleen de economische en het RGT toont dit goed aan. Tenslotte kan er gesteld worden dat de leerervaringen die plaatselijke gemeenschappen en toeristen opdoen ook voor de academische gemeenchap en voor de reisbranche en de overheids sectoren gelden.
Met dank aan Dr. Eduardo Costa Mielke van de Universiteit van Rio de Janeiro voor zijn waardevolle bijdrage, die de kwaliteit van dit artikel enorm geholpen heeft.
Deze website is niet commercieel en genereert geen inkomsten; daarom wordt het op prijs gesteld, wanneer diegenen die de inhoud ervan actief gebruiken (werkzaam in het toerisme, studenten en academici) een vrijwillige donatie maken – klein en symbolisch als die ook mag zijn – door op de DONATE toets te drukken (Paypal systeem) onderaan deze pagina
Alle rechten voorbehouden. De gehele of gedeeltelijke reproductie is verboden zonder de toestemming van Marinus C. Gisolf en zonder bronvermelding
…
Geef een reactie
CERTIFICERING VAN DUURZAAM TOERISME VOOR MARKETING DOELEINDEN
In dit artikel wordt uitgelegd hoe de Certificering van Duurzaam Toerisme (CDT) werkt en wat de voor- en nadelen ervan zijn. Een van de conclusies is, dat hoewel het nog wel vele jaren kan duren, voordat de praktijk van certificeringen bij toeristen bekendheid verworven heeft, toch op de korte termijn van de verwarring gebruik gemaakt kan worden, die er onder toeristen heerst over begrippen zoals duurzaamheid, certificeringen en authenticiteit.
Certificering van Duurzaam Toerisme
Duurzame ontwikkeling is vanaf het einde van de jaren tachtig van groot belang geworden en tegen het einde van de vorige eeuw ontstond er een directe invloed op het toerisme. De standarisatie en de toepassing van duurzaamheids maatregelen is van groot belang geworden hand in hand met de vraag, hoe men kan meten of een toeristische infrastructuur inderdaad deze duurzaamheids maatregelen toepast.
Een van de antwoorden op deze vraag is de introductie van certificerings processen geweest, die er tot geleid hebben, dat er nu een breed aanbod van certificerings programma’s bestaat. De reisorganisaties, privee instituten en verkeersbureau’s hebben de trent gezet voor de ontwikkeling van een heel scala aan certficerings processen, die een aantal doelen nastreven, zoals ervoor te zorgen, dat er aan toeristen inderdaad duurzame diensten aangeboden kunnen worden, die ook aan plaatselijke eisen voldoen. De toeristische infrastructuur in het algemeen, zoals hotels of toeristen attracties, heeft ook aangegeven, dat er een groeiende interesse bestaat in duurzaamheids certificeringen of in het toekennen van prijzen op dit gebied. CDT heeft in die zin ruimschoots voldaan aan de verwachtingen van de meeste deelnemende partijen in het toerisme.
Gedurende de jaren negentig werden er al verschillende soorten duurzaamheids certificeringen uitgevoerd en in het jaar 2000 werd hier overeenstemming over bereikt door middel van de Mohonk Overeenkomst, wat een voorstel was voor “een internationaal certificerings programma voor duurzaam toerisme en ecotoerisme”. Deze Mohonk Overeenkomst wordt nog steeds als referentie gebruikt bij de ontwikkeling van vele duurzaam toerisme initiatieven.
Volgens cijfers van de Wereld Toerisme Organisatie (UNWTO in het Engels) waren er rond 2002 al meer dan 50 bedrijven per programma gecertificeerd. Deze programma’s catalogiseren en certificeren toeristen bedrijven op grond van de mate, waarop bedrijfsuitvoering en administratie aan een duurzaamheids model voldoen. Een onderzoek via Internet van de vele bestaande certificerings programma’s heeft aangegeven, dat op het niveau van een toeristische bestemming zelf de redenen voor het certificeren van de toepassing van duurzaamheids principes op een drietal doelen is gericht:
-
CDT als contole mechanisme voor de toepassing van duurzaamheids maatregelen;
-
CDT als evaluatie middel om het niveau te kunnen meten, waarop duurzaamheids maatregelen toegepast zijn en ook de vooruitgang op dit gebied;
-
CDT als middel om duurzaamheids praktijken te kunnen standariseren, voor het opzetten van richtlijnen en voor het maken van aanbevelingen.
Alle drie doelen – controle, evaluatie en standarisatie – schijnen een complementaire functie te vervullen. Wat echter niet duidelijk wordt is de vraag wie die standaard vaststelt en wie de certificering uitvoert. Nationale verkeersbureau’s in die landen die een hoog volume in toerisme hanteren zijn doorgaans in certificeringen geïnteresseerd, maar het ontbreekt hen vaak aan de fondsen en personeel om ze uit te voeren. Ook reisorganisaties en dan vooral de internationale ketens zoals TUI of Thomas Cook hebben interesse hierin getoond, maar het heeft hen tot nu toe aan plaatselijke respons ontbroken.
Hetzelfde geldt voor het standarisatie process, waarbij de grote vraag is wie tenslotte die standaarden vaststelt. Hoewel de meeste partijen het over een aantal duurzaamheids maatregelen eens zijn, zoals het geval van recycling, dan nog is de toepassing in hoge mate afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden.
Er bestaan vele organisaties die zich met certificeringen bezig houden en hun achtergronden kunnen aanzienlijk verschillen. Gedurende het begin van de 21ste eeuw hebben verscheidene groepen certificerings organisaties zich samengevoegd tot een overkoepelend orgaan onder de naam van Global Sustainable Tourism Council (GSTC), die in 2008 een serie basis concepten op het gebied van standarisatie van duurzaamheids praktijken opgesteld hebben. In 2011 hebben zij een lijst van de belangrijkste bestaande duurzaamheids certificeringen opgesteld, waaronder we kunnen noemen: de “Costa Rica Tourist Board’s (ICT) Certification of Sustainable Tourism (CST)”, “Rainforest Alliance’s Standard for Tourism Operations” en de “Sustainable Travel International’s Sustainable Tourism Eco-Certification Program STEP”. Daarbij wordt er in Europa op het ogenblik het certificerings programma TRAVELIFE ontwikkeld, waar verscheidene Europese landen aan deelnemen, waaronder Nederland, door middel van de ANVR.
In het geval van Costa Rica wordt de ‘Certificación de Turismo Sostenible’ CST door het Costaricaanse Insituut voor Toerisme ICT (onderdeel van het Costarikaanse Ministerie van Toerisme) geproduceerd en was oorspronkelijk ontworpen om een onderscheid te kunnen maken tussen de mate, waarin bedrijven in het toerisme voldoen aan het duurzaamheids model wat natuurlijke, culturele en sociale bronnen betreft.
De CST wordt door de “Comisión Nacional de Acreditación” bepaald en bestaat uit vijf niveau’s voor het beleid en uitvoering op het gebied van duurzaam toerisme. Het gaat om een programma dat tot doel heeft ieder bedrijf in toerisme te classificeren en te waarmerken in overeenstemming met de mate waarop het bedrijfsbeleid voldoet aan het duurzaamheid model. Hiertoe worden er vier terreinen onderscheiden:
1. Fysiek – Biologische kenmerken; hierbij wordt de interactie geëvalueerd van het bedrijf met de directe omgeving en het milieu;
2. Infrastuctuur en dienstverlening, waarbij het beleid en de operationele systemen geëvalueerd worden binnen de infrastructuur van het bedrijf;
3. Externe Clienten, waarbij de wisselwerking van het bedrijf met zijn cliëntele geëvalueerd wordt wat betreft het niveau, waarop het bedrijf de cliënt uitnodigt actief mee te werken aan het duurzaamheidsbeleid van het bedrijf;
4. Socio-economisch milieu; hierbij wordt de wisselwerking geëvalueerd tussen het bedrijf en de plaatselijke bevolking, als ook met de bevolking in het algemeen.
Voor ieder bovengenoemd terrein is er een vragenlijst opgesteld om vast te kunnen stellen hoe succesvol een bedrijf is om aan een hele reeks vooraf vastgestelde standaarden op sociaal, milieu-technisch en economisch gebied te voldoen. Iedere vraag betreft een onderdeel van de duurzaamheid waar het bedrijf aan moet voldoen om te kwalificeren voor een van de niveau’s. Het uiteindelijk totale niveau ( of “groen baaldje”) wat toegekend wordt is dat van het laagste niveau van de vier bovengenoemde terreinen.
De bedrijven die een niveau van duurzame management toegekend krijgen, ontvangen ook een zekere aansporing, onder andere door kortingen op deelname in internationale toerisme beurzen; die bedrijven met het hoogste niveau van 5 groene blaadjes kunnen zelfs geheel gratis aan alle internationale beurzen deelnemen waar het Costarikaanse ICT staat.
De Costarrikaanse regering heeft deze CST voornamelijk ingesteld om op deze wijze duurzaamheids maatregelen in de reissector te kunnen invoeren en tezelfdertijd aan de wereld te kunnen laten zien, dat Costa Rica op dit gebied voor loopt op de meeste andere natuur bestemmingen.
De kritiek op de Duurzaamheids Certificeringen
Over de jaren zijn er een aantal moeilijkheden rond de CDT te voorschijn gekomen. De kritiek die zich ontwikkeld heeft kan tot vier algemene argumenten gereduceerd worden.
Het eerste kritische argument betreft de kosten die de toepassing van duurzaamheids maatregelen en certificeringen met zich meebrengen. De grootste kritiek richt zich tegen het feit, dat om alle mogelijke voorzorgsmaatregelen in een hotel – bijvoorbeeld – toe te passen, dit een vrij dure zaak is. De kleinschalige toeristische ondernemingen beschikken vaak niet over deze fondsen. Met andere woorden is het CDT iets voor de midden en grotere bedrijven, terwijl de initiatieven van een plaatselijke bevolking, wier deelname zo belangrijk binnen de duurzaamheids concepten is, vaak niet toekomen aan het ‘halen’ van een CDT vanwege gebrek aan middelen. De “International Ecotourism Society (TIES)” zegt hierover: “Dezelfde structurele problemen van hoge kosten, ingewikkeldheid en te weinig flexibiliteit om plaatselijkse omstandigheden in te bouwen hebben vooral betrekking op het midden- en kleinbedrijf. De kleinere bedrijven kunnen nu eenmaal deze dure programma’s niet betalen en hebben daarbij eenvoudigere ontwerpen nodig en meer speelruimte om zich aan te kunnen passen aan een beperktere schaal. De ondervraagden waren het er geheel over eens, dat de kleinere bedrijven speciale steun nodig hebben om te voorkomen dat zij door de certificering benadeeld worden”.
In dit opzicht schiet een CDT dus zijn doel voorbij: in plaats van een steun voor de plaatselijke bevolking wordt het een vijand. Zijn plaatselijke initiatieven dan zo milieu-onvriendelijk? Nee, maar de eisen van een CDT zijn doorgaans ingewikkeld: ieder bedrijf moet een persoon voor het duurzaamheids beleid aanstellen en deze persoon moet daartoe een cursus doen – doorgaans in de ‘grote’ stad, wat vaak al een grote postenkost voor een plaatselijke gemeenschap betekent. Dezelfde gemeenschap heeft zelden mogelijkheden tot het verwerken van chemisch afval en vaak hebben ze helemaal geen afval verwerking, behalve dan de gemeentelijke vuilnisbelt net buiten het dorp. De praktijk van reclycling is buitengewoon belangrijk, maar juist op het platteland zal men weinig mogelijkheden hiertoe vinden. En zo zijn er meer grotere of kleinere hindernissen, die plaatselijke toeristische initiatieven belemmeren aan een CDT deel te nemen.
De tweede negatieve kant is, dat het feit dat een toeristen attractie of een hotel niet over een CDT beschikt, dit helemaal niet betekent, dat het niet duurzaam in zijn praktijken zou zijn; daarbij is het tegenovergestelde ook tot op zekere hoogte waar: het bezit van een CDT betekent helemaal niet, dat een bedrijf op alle fronten geheel mileuvriendelijk en duurzaam zou zijn. Het punt is, dat deze certificaten doorgaans op verschillende niveau’s worden uitgegeven, varierend van 1 to 5 “groene blaadjes”, “gouden kikkers” of wat voor sterren systeem dan ook. Dus als een hotel slechts 1 “blaadje” heeft weten te halen op de duurzaamheids ladder, betekent dit, dat dit hotel inderdaad kan zeggen dat het een CDT heeft, maar tegelijkertijd weten we ook, dat er nog 4 blaadjes ontbreken om zich helemaal duurzaam te kunnen noemen. Hotels die helemaal geen “blaadjes” hebben kunnen daarbij wel degelijk heel duurzaam bezig zijn, maar om politieke of idealistische redenen willen zij zich niet aan een certificerings proces onderwerpen. Houdt er in die zin ook rekening mee, dat dit proces behoorlijk bureaucratisch en enigszins “paternalistisch” is. Een andere reden, waarom een hotel bijvoorbeeld geen certificering heeft is, dat het gelegen is op staatseigendom (kustgebieden bijvoorbeeld) of dat het terrein (of installatie) gehuurd is, waardoor geen certificering uitgevoerd kan worden daar het geen eigen bezit betreft (bureaucratie!).
Uiteraard kan het gebrek aan certificering ook voortkomen uit het feit, dat in die regio geen certificerings programma’s bestaan. Voor diegenen die op internationale markten concurreren kan dit als een handicap gezien worden.
Met andere woorden geeft het feit of een hotel wel of niet over een CDT beschikt nog steeds geen garantie aan de toerist. Deze situatie zal in de toekomst hopelijk veranderen op grond van een intensievere internationale samenwerking wat duurzaamheids certificeringen betreft.
Het derde kritiesche argument over de CDT betreft de standaarden die aangelegd worden. Zonder een standaard is het moeilijk meten of een bepaald bedrijf vooruitgang geboekt heeft bij de ontwikkeling van duurzaamheids maatregelen en daarbij moeten bedrijven ook onderling vergeleken kunnen worden.
De problematiek van de standarisatie kan al snel binnen het vlak van de Noord-Zuid tegenstelling getrokken worden: het karakteriseren van het Noorden als de egoïstische en winst georiënteerde privee sector tegenover het Zuiden als milieu bewuste burger bevolking. Er bestaat een zekere verontrusting, dat multinationale bedrijven uit het meest ontwikkelde werelddeel de standaard voor de certificerings programma’s zullen zetten en dat daarbij de nadruk eerder op de Noordlijke interesses zal vallen dan op de behoeftes van het Zuiden. Vooral dit laatste punt toont duidelijk aan hoe gecompliceerd dit ligt: in de huidige wereld kan men korte termijn en kortzichtige zakenbelangen overal ter wereld vinden onafhankelijk of het het Noorden of het Zuiden betreft. Elke weg naar een duurzame ontwikkeling in Azië, Afrika of op de Amerikaanse continenten is weer anders en dat moet op een of andere wijze weerspiegeld worden, wanneer het erom gaat vooruitgaang op duurzaamheids gebied te meten.
De vierde zwakte van de huidige CDT systemen is, dat de belangrijkste acteur in het toerisme er niet bij betrokken wordt: de toerist. Wanneer er duurzaamheids principes toegepast worden, moet ook de toerists op alle niveau’s erbij betrokken worden. Een niveau is dat van vervuiler (in de breedste zin van het woord), een tweede niveau is dat van verzachter van negatieve effecten die hij berokkent, een derde is dat van keuze maker (bestemming, infrastructuur etc.) en tenslotte is er het niveau van idealistische en actieve supporter van duurzaamheids principes.
Om een toerist bij duurzaamheids certificerings systemen te kunnen betrekken, zou hem de keus gegeven moeten worden al zijn eigen ervaringen wat duurzaamheids principes betreft te kunnen testen en daar ook uiting aan te kunnen geven.
Tot nu toe is er weinig aangedaan om toeristen op de hoogte te brengen van de betekenis van certificerings systemen. De Mohonk Overeenkomst stelt duidelijk dat “de ontwikkeling van certificeringen een participatief proces is tussen alle betrokken partijen en sectoren”. Toeristen zijn de belangrijkste betrokkenen in het toerisme en moeten dus in het duurzaamheids proces en de certificering ervan deelnemen.
De Effecten van de Certificeringen van Duurzaam Toerisme
Afgezien van de redenen die aan de certificerings processen ten grondslag liggen, zijn er ook de directe invloeden die het proces kan uitoefenen.
-
CDT als controle middel voor toeristen en reisorganisaties;
-
CDT als motivatie middel;
-
CDT als verkoops argument.
Reisorganisaties en touroperators staan tegenwoordig onder druk. Niet alleen is er het punt van een duurzaam beleid voor het bedrijf zelf en de aangeboden vakantie arrangementen, maar er wordt ook steeds meer nadruk gelegd op de sociale verantwoordelijkheden. In heel veel landen zijn er op dit gebied al een aantal wettelijke vereisten ingesteld en in het algemeen is er een enorme toename aan sociaal verantwoordelijkheids besef, onder andere door de aandacht die er op Internet aan gegeven wordt.
Deze druk betreft vaak alleen de milieu problematiek en daardoor wordt de zaak al snel doorgeschoven naar de vakantie bestemmingen en hun toeristen infrastructuur. De druk op touroperators wordt dan verlegd naar de plaatselijke agenten, die op hun beurt druk uitoefenen op hotels en toeristen attracties om zo duurzaam mogelijk te werk gaan.
Een voor de hand liggend antwoord op deze druk is het instellen van duurzaamheids certificeringen geweest. De makkelijkste manier voor een touroperator om te weten of een hotel bijvoorbeeld duurzaam te werk gaat is door te kijken of het hotel op dat gebied gecertificeerd is. Hetzelfde geldt uiteraard voor toeristen: voor degenen die erom geven dat hun mogelijke negatieve voetsporen zoveel mogelijk gewist worden is het handig te zien of een hotel een CDT heeft of niet.
Het tweede effect dat een CDT heeft betreft het certificerings proces zelf. De uitvoering van certificeringen bestrijkt minimaal vier tot vijf maanden en gedurende dit proces is in principe het gehele personeel hierbij betrokken. Een bedrijf zou voor zichzelf een doel moeten stellen voor het bereiken van het derde of het vierde niveau bijvoorbeeld, waarbij dit doel een uitdaging voor het hele personeel moet vormen. Van het hele certificerings proces moet een stimulerende werking uitgaan en moet onder het personeel en vele andere partijen op een bestemming een bewustheid kweken, wat op zichzelf weer een van de vereiste van een duurzame ontwikkeling is.
De ecologische pilaar van een duurzame ontwikkeling vereist, dat vooral de internationale certificerings agenten een plaatselijk gemeenschap helpen een bredere visie op het “plaatselijke” te ontwikkelen en een bredere kijk te krijgen ook op de milieu problematiek direct buiten hun gebied, daar de beiden niet altijd overeen komen.
Het derde effect betreft hoe een bestemming een CDT kan gebruiken voor verkoops en reclame doeleinden. Om openlijk te laten zien hoe duurzaam het management van een bedrijf is en hoe om het milieu geven wordt kan een belangrijk onderdeel vormen van de manier, waarop een bestemming als geheel of de onderdelen ervan zoals hotels zich naar buiten toe tonen. In het volgende hoofdstuk wordt hier verder op in gegaan.
SDT voor Marketing Doeleindes
Tot zover is de uitvoering van CDT op bestemmings niveau duidelijk en ook het belang ervan voor een duurzame ontwikkeling in het algemeen. De vraag rijst echter of een CDT ook echt helpt als verkoops argument. Om de nadruk te leggen op goede duurzame praktijken klinkt als iets positiefs, maar de eerste tekenen laten zien dat dit niet noodzakelijkwijs het geval is. Laten wij eerst eens bezien, hoe de verschillende factoren hun invloed uitoefenen.
De toeristen zijn de belangrijkste partij binnen het toerisme en men moet dus naar hen luisteren. Een van de problemen van de confrontatie van toeristen met een CDT is, dat toeristen zich in de eerste plaats willen vermaken en in die zin is zich “eco” gedragen daar geen afspiegeling van. Hotels met een eco-etiket hebben al snel de schijn van heel serieus, toegewijd en een beetje saai te zijn, terwijl toeristen vaak eerder naar gezellige hotels uitkijken, vooral wanneer er met kinderen gereisd wordt. De serieuze duurzame hotels hebben een lijst met zaken die niet toegestaan zijn (te veel lawaai, te fel gekleurde kleding, niet roken, het gebruik van plastic waterflesjes, etc.) en verplichtingen, zoals het scheiden van het afval, het mee naar huis nemen van oude batterijen of een beperkt water gebruik. Echter wil het merendeel aan toeristen geen gedoe gedurende hun vakantie, daar dat nu net is waar ze proberen aan te ontsnappen.
Een ander punt is dat van de tarieven. Een drie-sterren hotel kan besluiten dat zij het hoogste niveau van een CDT willen gaan halen, wat in de praktijk betekent, dat er een aantal extra uigaven gedaan moeten worden. Op de lange duur komt deze investering via besparingen er gedeelteijk wel weer uit, zoals bij de instalatie van zonnepanelen bijvoorbeeld, maar de meeste hotel eigenaren zien graag op korte termijn hun investering terug en hebben dan de neiging hun prijzen te verhogen.
Alhoewel dit hotel misschien inderdaad de hoogste CDT onderscheiding kan behalen, blijft het toch nog steeds een drie-sterren hotel en de vraag is dan in hoeverre toeristen bereid zijn meer te betalen voor iets wat op het eerste gezicht niet direct tastbaar is. Ieder bedrijf met een CDT lijdt onder het beeld, dat een CDT hogere prijzen zou betekenen en dat vele toeristen daarvan terugschrikken. Men moet zich daarbij goed realiseren, dat in een hotel het water zonneverwarmd kan zijn, maar voor een toerist voelt warm water hetzelfde ongeacht hoe het verwarmd is. In het algemeen is het een feit, dat de meeste duurzaamheids maatregelen die in een hotel bijvoorbeeld uitgevoerd worden nauwelijks zichtbaar voor het publiek zijn. Slecht of geen duurzaam management kan duidelijk zichbaar worden, maar wanneer een duurzame ontwikkeling correct uitgevoerd wordt zal er oppervlakking weinig tastbaars daarvan te zien zijn.
Wanneer we dit vertalen naar de marketing sector wordt een CDT al snel door toeristen als een extraatje beschouwd, dat een meerprijs met zich meebrengt, terwijl eigenlijk niemand van alle betrokken partijen dat ooit zo voor ogen had. De meest toeristen weten nog steeds niet wat een CDT inhoudt en daardoor denken ook velen uit de reisbranche dat het uitvoeren van CDT zonder eerst de toeristen hiervan op de hoogte te brengen zoiets is als de wagen voor het paard te spannen.
We kunnen hierbij natuurlijk direct de vraag plaatsen of de CDT voor toeristen ingesteld was of voor een duurzame ontwikkeling. Vele hoteleigenaren schijnen te denken, dat een CDT ook een directe invloed op de verkoop zou hebben. Luuc van Wezel – mede-eigenaar van hotel Villas Gaia in Costa Rica met 3 groene blaadjes op CDT niveau – en de vice-voorzitter van de plaatselijke Kamer van Toerisme CATUOSA verklaarde onlangs: “Ik denk er voorlopig niet aan om naar het vierde CDT niveau te gaan: tot nu toe heb ik geen enkele resultaten van het CDT gezien”.
Het is dus van belang in te zien, dat toeristen nooit om een CDT gevraagd hebben en vanuit een marketing oogpunt is er dan ook geen duidelijke vraag. Zoals Ron Mader – oprichter van planeta.com – het uitdrukt: Als we alleen naar de marketing waarde kijken van gecertificeerde toeristen services dan is het duidelijk dat die waarde minimaal is zolang de CDT niet door de markt zelf aangedreven wordt.
Eenzelfde soort standpunt vertileerde Justin Francis (managing director van de Engelse Responsibletravel.com) recentelijk in een LinkedIn forum: “……het debat heeft duidelijk aangegeven dat alleen de ethische kant niet direct verkoop oplevert, waar vele mensen die hun bedrijf gecertificeerd hebben inmiddels achter gekomen zijn, terwijl ze op de toeristen wachten die binnen zouden moeten stromen……..De mensen tegenwoordig kopen ervaringen, geëngageerde verhalen over bestemmingen, activiteiten of plaatselijke mensen, maar geen etiket. Gebruik een certificaat om je standaard te verhogen, maar niet als verkoops argument”.
Er is nog een ander probleem, waar touroperators mee worstelen: sommige bestemmingen zijn heel actief met de duurzaamheids problematiek en certificeringen bezig (zoals in het geval van Costa Rica), terwijl andere bestemmingen daar nog in het geheel niet aan toe zijn. Wanneer één hotel openlijk aangeprezen wordt vanwege het hoge niveau van duurzaam management, kan het moeilijk zijn aan het publiek uit te leggen, dat een ander hotel geen certificering heeft, maar wel heel duurzaam gerund wordt, daar in het tweede geval geen certificeringen voor handen zijn. Iedere reisorganisatie publiceert zijn hotels volgens min of meer dezelfde karateristieken, maar in het geval van de CDT is dit nog steeds niet mogelijk en dat verklaard ook, dat de meeste touroperators de certificeringen nog niet in hun aanbod noemen.
Wij hebben tot nu toe een hele serie problemen behandeld aangaande mogelijke effecten van het gebruik van CDT als verkoops argument: de resultaten van CDT zijn niet echt tastbaar, ze kunnen hogere prijzen betekenen, er is dat beeld van serieus en saai wat mogelijke vakantie vreugde kan beperken. Reisorganisatie worstelen daarbij met het probleem dat bij sommige bestemmingen hotels een CDT kunnen hebben en bij andere niet, wat de uniformiteit van hun aanbod verstoord. De hier genoemde problemen zijn duidelijk als ook dat sommige problemen met de tijd wel opgelost kunnen worden.
Echter is het niet allemaal zo negatief. Tot nu toe is alleen het toerisme in het algemeen behandeld, maar deze hele grote markt kent vele onderverdelingen. Er is een steeds groter aantal toeristen date wel degelijk met de duurzaamheids problematiek bezig is, wat tegelijkertijd een aantal kleinere nevenmarkten geopend heeft. We kunnen hier het ecotoerisme noemen, en ook het rurale toerisme, New Age toerisme, agrarisch toerisme etc. Wat deze markten gemeen hebben is, dat deze toeristen een duidelijke interesse en enige kennis van de duurzaamheids problematiek hebben.
De marketing van duurzame ontwikkeling voor deze segmenten is van alle kanten een positieve bijdrage, vooral door de vaak actieve deelname van toeristen in de duurzaamheid materie, waar deze marktsegmenten onderdeel van uitmaken. Echter zijn deze segmenten nog maar klein, hoewel daar geen duidelijk cijfers over beschikbaar zijn. Onder de invloed van het postmodernisme, zoals we hieronder zullen zien, is deze individualistische sector van het toerisme aan het groeien en daarmee de specifieke marktsegmenten.
Duurzaamheid en marketing
Los van de marktsegmentatie is er nog een tendens die een steeds grotere rol gaat spelen. Tijden veranderen en vanaf de jaren zeventig waaien er nieuwe winden die overeenkomen met de versnelde globalisatie en die geleid hebben tot wat we nu het postmodernisme noemen. Het kan het duidelijkst onder de Westerse maatschappijen waargenomen worden en heeft onder andere tot een zogenaamde culturele meervoudigheid geleid, wat in wezen betekent, dat mensen hun eigen gevoel ergens toe te behoren beginnen te verliezen en culturele vormen van andere maatschappijen gaan opnemen. Nationaliteit, ethnologie, geslacht of maatschappelijke klasse vormen dan geen fundamenten meer waarop men een eigen identiteit kan baseren.
Het resultaat hiervan is onder andere een meer egocentrische opstelling, waaronder bijvoorbeeld dominerende consumptie patronen vallen. Door het verlies van het gevoel ergens toe te behoren hebben de mensen de neiging oppervlakkiger te gaan leven met een duidelijke interesse in het eigen imago, daar om hen heen men ook voornamelijk imago’s ziet en weinig objectieve authenticiteit meer.
Toenemend individualisme onder toeristen in hun zoektocht naar zelf-realisatie hebben tot een toename van individuele reizen geleid en minder massa toerisme. Het is dan ook niet verrassend, dat er onder toeristen ook een grotere interesse te zien is in exclusieve en authentieke reiservaringen, daar het postmodernisme een zoektocht naar historische wortels op gang gebracht heeft als ook naar een idealistische authenticiteit en eeuwige waarheden, waarbij soms duidelijk op Oosterse spirituele tradities teruggevallen wordt. Het is ook binnen dit referentie kader van een groeiend bewust zijn, dat duurzame ontwikkeling en bijbehorende certificeringen veel meer aandacht krijgen.
Deze geleidelijke veranderingen in de Westerse maatschappijen en in toenemende mate ook in Azië en Zuid-Amerika moedigen het individualisme in het toerisme aan. Daarbij kan ook genoemd worden, dat door de groeiende onzekerheden over het heden en de toekomst er een nostalgische hang onstaat naar een verleden vol geïdealiseerde authenticiteit. Toeristen reizen nu vaak naar derde wereld landen juist om iets van het “ouderweste” terug te vinden, waar de tijd schijnt stil te hebben gestaan.
In plaats van naar de (vaak onzichtbare) duurzaamheids kenmerken van een bestemming te zoeken, hebben toeristen tegenwoordig de neiging het idee van duurzaamheid te vermengen met hun eigen ideeën: zaken die echt, typisch en authentiek zijn. Dit idee is met de voornoemde heimwee naar een geïdealiseerde wereld verbonden. De klank van het saaie wat hotels met duurzaamheids certificaten kan oproepen refereert echter ook naar fenomenen die echt zijn en gerespecteerd kunnen worden: naar de mening van vele toeristen betekent dit onder andere plaatselijke verbouwde groentes die door plaatselijke mensen gekookt en opgediend worden in een typisch plaatselijke atmosfeer.
Op hun speurtocht naar echte unieke ervaringen en ook om iets van zichzelf gedurende hun vakantie terug te kunnen vinden kijken veel toeristen uit naar een authenticiteit, die zij denken te kunnen vinden bij alles dat het etiket duurzaam heeft. Dit is misleidend, maar om wille van de marketing kunnen toeristen soms beter onder deze indruk gelaten worden. Het punt is echter wel interessant. Betekent een CDT dat een toerisme bedrijf authentiek is of iets authentieks heeft? Daar deze authenticiteit gedeeltelijk symbool gerelateerd is (“geëngageerde verhalen”) en dus afhankelijk van het feit is, of de toerist zelf een authentieke ervaring heeft of niet, kan deze vraag bevestigend beantwoord worden – met als belangrijkste beperking die gevallen, waarbij een bedrijf in de reisbranche over slechts een gedeeltelijke CDT beschikt, een of twee niveau’s bijvoorbeeld.
Wanneer we de problematiek van de CDT en marketing weer bekijken, kunnen we zien, dat een groot deel van het probleem in het begrip duurzaamheid ligt en niet zozeer in de certificeringen. Duurzaamheids maatregelen zijn noodzakelijkerwijs ingevoerd, maar zonder dat de belangrijkste deelnemer in het toerisme – de toerist – hierbij betrokken is geweest. Dit is niet alleen een handicap wanneer duurzaamheids maatregelen doorgevoerd worden, het betekent ook dat er een algemeen gebrek aan steun vanuit het publiek is. Het is dan ook geen verrassing dat de CDT weinig weerklank gevonden heeft en dus ook weinig invloed bij verkoops campagnes gehad heeft. Zoals hiervoor aangegeven kan de het noemen van een CDT zelfs negatieve verkoops gevolgen met zich mee brengen.
Wat we tegelijkertijd goed in gedachte moeten houden is, dat marketing verbonden is met het begrip van koopwaar, terwijl noch duurzaamheid noch de certificering ervan waren zijn, ofschoon deze laatste wel onder druk staat om commerciële waarde toegekend te krijgen. Het CDT proces wordt steeds meer binnen het comerciële veld getrokken, wat onder andere verklaart, waarom er zoveel verschillende organisaties zijn die zich met certificering bezig houden en ook de rol van de Global Sustainable Tourism Council om als tegenpool te dienen. De enorme verspreiding van eco-etiketten heeft tenslotte meer verwarring gesticht en vooral onder de toeristen; deze fragmentatie maakt het voor welk process dan ook alleen maar moeilijker om efficiënt te functioneren.
In deze post-moderne tijden weten toeristen heel goed wat voor ervaring zij op uit zijn en hoe echt en authentiek die moeten zijn. Wanneer een toerist denkt, dat een CDT betekent dat hij plaatselijk verbouwd eten krijgt, opgediend door plaatselijke mensen met wat plaatselijke muziek op de achtergrond, zal hij duurzaamheid gecertificeerde vakantie arrangementen kopen.
Wanneer we het over marketing hebben kan ieder bedrijf in het toerisme zijn publiciteit aanpassen, zodat iets authentieks gesuggereerd wordt, terwijl het duurzaamheids management dat er achter zit alleen in de kleine lettertjes verwoord wordt, of “op de achterkant van het pakje”. Het gebrek aan solide informatie aan de toeristen over duurzaamheid in het algemeen kan op de korte termijn geabsorbeerd worden door bewust de concepten van duurzaamheid en authenticiteit te mengen.
Een geheel ander punt is het geval dat een CDT door een nationaal verkeers bureau als onderdeel van een internationale reclame campagne gebruikt wordt. Het beeld dat een land zoals Costa Rica in zijn campagnes schetst – “No Artificial Ingredients” – kan dan als platform dienen voor het gebruik van de CDT zonder het risico van de bovengenoemde problematiek te lopen. Men kan daarbij ook denken aan een wederzijdse erkenning van plaatselijke certificeringen door internationale instanties om zo verder een groeiend begrip te bevorderen wat duurzame ontwikkeling betreft.
…
2 Responses to “CERTIFICERING VAN DUURZAAM TOERISME VOOR MARKETING DOELEINDEN”
Geef een reactie
‘NEW AGE’ Toerisme
Alle rechten voorbehouden. De gehele of gedeeltelijke reproductie is verboden zonder de toestemming van Marinus C. Gisolf en zonder bronvermelding
Introductie
Als onderdeel van mijn studie van de reflexieve benadering tot het toerisme zal ik in dit artikel op het fenomeen New Age toerisme ingaan en ook laten zien hoe het ons een aanwijzing geeft in welke richting het toerisme zich verder gaat ontwikkelen.
New Age betreft Westerse spirituele, metafysiche of zelfhulp bewegingen die gedurende de twintigste eeuw veel opgang maakten. Overkoepelend is een holistisch mens- en wereldbeeld en het geloof in persoonlijke ontwikkeling. New Age mensen neigen ernaar om op een holistische wijze het Zelf te bezien en het wordt dan ook wel de beweging van het menselijk potentieel genoemd. Zij maken van een serie spirituele en religieuze tradities gebruik en wat zij verder gemeen hebben is de holistische wereldblik met nadruk op het onderlinge verband en vereniging van het Lichaam en Geest (q40, q57).
Wanneer zelf-ontwikkeling en verwezenlijking als vrijetijds bestedingen worden toegepast kunnen we dit New Age toerisme noemen. Het is meer een middel dan een doel en in wezen gaat het bij dit type toerisme om de verkenning van alternatieve culturen en kan dan ook als uitdrukking van zowel identiteits als duurzaam toerisme gezien worden (q92).
Vele culturele en alternatieve religieuze bewegingen vanaf de jaren zestig kunnen als New Age beschreven worden en dat kan dan de “flower-power movement” betreffen, de Ban The Bomb groeperingen, het mysticisme, meditatie, yoga en vele andere. De algemene noemer kan in de manier gevonden worden, waarop New Age mensen pogen een alternatieve levenswijze te vinden. Met andere woorden is hun doel zelfverwerkelijking, bevrijding en vervulling en de manier waarop dit bereikt kan worden is door een maatschappelijk verantwoordelijke en ecologische benadering, die de realisatie van zowel individueel als ook het breder gemeenschappelijk potentieel betreft: de wens het zelf en de maatschappij te veranderen.
Het Postmodernisme
Diepgaande veranderingen in de manier waarop begrippen zoals plaats en tijd worden ervaren onder invloed van versnelde globalisatie hebben tot nieuwe bespiegelingen geleid aangaande eigen identiteit, het Zelf en de plaats die mensen in deze wereld innemen (q36). Het gaat dan om de tendens, dat de sterke band die mensen met een zekere plaats en cultuur hadden plaats is gaan maken voor het gevoel van tijdsgebondenheid en het behoren tot een tijdperk (q50).
Het postmodernisme kan het duidelijkst onder de Westerse maatschappijen waargenomen worden en heeft onder andere tot de zogenaamde culturele meervoudigheid geleid, wat in wezen betekent, dat mensen hun eigen gevoel ergens toe te behoren beginnen te verliezen en culturele vormen van andere maatschappijen gaan opnemen (q50). Nationaliteit, ethnologie, geslacht of maatschappelijke klasse vormen dan geen fundamenten meer waarop men een eigen identiteit kan baseren.
Het resultaat hiervan is onder andere een meer egocentrische opstelling, waaronder bijvoorbeeld dominerende consumptie patronen vallen (q62). Door het verlies van het gevoel ergens toe te behoren hebben de mensen de neiging oppervlakkiger te gaan leven met een duidelijke interesse in het eigen imago, daar om hen heen men ook voornamelijk imago’s ziet en weinig objectieve authenticiteit meer (q92).
Er is een algemeen verlies aan geloof in de moderne maatschappij, technologie en wetenschap, daar die direct verantwoordelijk gehouden worden voor de exploitatie en vernieling van de natuur en eerder tot ontgoocheling geleid hebben dan geluk (q60). Bij de meeste mensen in postmoderne maatschappijen zijn niet alleen hun banden met hun culturele achtergrond verzwakt, maar ook met authenticiteit en natuur. Zij lijken in een wereld te leven, die eerder door beelden en representaties gedomineerd wordt dan door echte en realistische voorwerpen of fenomenen. De grenzen tussen waar en onwaar of tussen feiten en fictie verbleken, terwijl consumptie en ogenblikkelijke bevrediging gaan domineren (q60).
Er is geen betere manier om het een en ander te illustreren dan het noemen van plaatsen die geen enkele cultuurhistorische binding hebben en een duidelijk gebrek aan enige vorm van identiteit tonen (q22). Ze worden ook wel de non-places genoemd en zijn een fenomeen dat sinds de jaren zeventig zich in snel tempo over de hele wereld verspreid heeft en wel eens als het baken van de postmoderne globalisatie gezien wordt: airports, shopping malls or international hotels. Het is ook het beste de Engelse namen voor dit soort plaatsen te gebruiken en zij belichamen wat we de anti-authenticiteit kunnen noemen: plaatsen die er op gericht zijn dat iedereen van waar ook ter wereld en van welke cultuur dan ook zich er rustig kan voelen en die voor iedereen tenminste iets herkenbaars hebben. Het zijn ook plaatsen die onlosmakelijk met consumptie en handel verbonden zijn en een zekere luxe uitademen. Het zijn de plaatsen waar mensen – onder andere toeristen – weinig herinneringen aan over houden en aan ervaringen geen enkele, of het moesten de ontmoetingen met medemensen zijn.
Het interessante van deze plaatsen ligt er in, dat zij als contrast dienen tot voorgaande moderne tijden: cultuurhistorische en plaatsgebondenheid, eigen identiteit, typische kleuren en geuren, de gewoontes van de mensen, de verbondenheid met de aarde, de betekenis van zon en maan en het diepere geloof wat ermee samen gaat. Mochten vroeger treinstations in een hele duidelijke stijl gebouwd zijn en in vele steden bouwkundige hoogtepunten vormen (en bezienswaardigheden) kan men dat van een postmodern staal en glas gebouw niet meer zeggen.
We kunnen nog vele voorbeelden noemen, zoals bijvoorbeeld het geval van het langzaam aan verdwijnen van de kleine plaatselijke winkeltjes waar de grote supermarkten en shopping malls voor in de plaats zijn gekomen. Deze laatste zijn overal ter wereld zo’n beetje hetzelfde of men zich nu in Singapore, Buenos Aires of Moskou bevindt. Internationale gerechten zijn ook een goed voorbeeld, waarbij de hamburger (USA), pizzas en spaghetti (Italië), croissants (Frankrijk), hotdogs (de worstjes uit Duitsland), Mexicaanse Taco’s of Japanse Sushi bijna overal ter wereld wel aangetroffen kunnen worden, alhoewel de oorspronkelijke smaken en geuren aan de alleman’s wereldsmaak opgeofferd zijn.
Het wijdverbreid gebruik van allerlei soorten drugs en stimulerende middelen is ook een fenomeen, dat in dezelfde periode is opgekomen en nauw betrokken is bij het niveau, waarop mensen hun werkelijkheids gevoel beginnen kwijt te raken. Het worstelen met eigen identiteit wordt vaak onderstreept door het toepassen van tatoeëringen en “piercings”. Internet voorziet de mensheid met urenlange ontspanning en vele social netwerken of maatschappelijk ingestelde spellen, waar spelers over de hele wereld zich met elkaar meten en waarbij het echte of het virtuele elkaar schijnt te overlappen (q92).
Vele mensen met een directe interesse in New Age ideeën accepteren de meeste facetten van het postmodernisme, echter is er één punt waarop zij duidelijk afwijken: er is een duidelijk omschreven geloof in de natuur als een onafhankelijke werkelijkheid (New Age) tegenover de postmodernistische opvattingen, waarbij de natuur eerder als een representatie gezien wordt (q32, q92). New Age mensen omarmen de natuur daar die hen van een ondergrond voorziet om over het leven, de wereld en wat het mens-zijn inhoudt te filosoferen. De natuur betekent voor hen een werkelijkheid, waar men onafhankelijk van een verbeelding, een beeld of concept een plaats kan vinden waar men zich thuis voelt.
Toerisme en New Age
Het verlies aan identiteits gevoel, de on-authenticiteit die de mensen omringt, de culturele meervoudigheid en de samenpersing van tijd en plaats die mensen nauwelijks meer de tijd geeft te denken hebben wat het heden en de toekomst betreft een aantal onzekerheden gecreeërd. Tegelijkertijd echter genereert dit ook een zoektocht naar historische wortels, een idealistische authenticiteit en eeuwige waarheden, waarbij soms duidelijk op Oosterse spirituele tradities teruggevallen wordt (q60, q88, q120). Het is deze postmoderne nostalgie die sommige mensen gestuwd heeft naar de herontdekking van vroegere godsdiensten, zoals die van de Vikingen of de Maya’s; daarnaast is er een groeiende interesse in natuurlijke genezings methodes (acupunctuur, kruid- en bloemmedicijnen, etc.), organische landbouw en “self-suffiency”. Tegelijkertijd heeft de ontgoocheling met het eerdere moderne tijdperk vele mensen er verder toegebracht naar alternatieve levenstijlen uit te kijken.
Bij het New Age toerisme is er het idee, dat de ervaring zelf wordt beleefd: mensen putten uit eigen innergevoelens en emoties, waarbij de werkelijkheid niet meer domineert en eerder in beelden vervaagt. De manier waarop mensen dingen voelen, de beelden die dingen vertegenwoordigen of de ideeën die erbij horen vormen nieuwe groepen ervaringen. Dit type toerisme gaat om toeristen in hun eigen identiteit, oftewel toeristen die zichzelf exploreren, waarbij zij zelf de toeristen attractie zijn.
Het toerisme bezit het potentieel om op deze speurtocht naar andere culturen en alternatieve levensstijlen te reageren. Het New Age toerisme behelst normaal gesproken vormen van milieugerichtheid, maatschappelijke waarden, positieve gast-gastheer interactie en maatschappelijke verantwoordelijkheid. Het New Age toerisme kan dus als een mengsel van identiteits en duurzaam toerisme gezien worden en zet zich duidelijk tegen het massatoerisme af (q92).
Bij het New Age toerisme kunnen we een neiging waarnemen naar alles wat de natuur betreft en natuurlijk is, zoals kleding of muziekinstrumenten die van natuurlijke materialen gemaakt zijn en daarbij liggen de meeste New Age toerisme bestemmingen op het platteland en vaak dicht bij (beschermd) natuurgebied. Het New Age toerisme heeft in die zin veel te maken met de speurtocht naar de natuur in de breedste zin van de term.
Infrastructuur in New Age toerisme
Een New Age toeristen bestemming biedt overnachtingen en maaltijden aan – beide simpel en recht door zee. Voedsel wordt vaak zelf verbouwd en kan vegetarisch zijn. Behalve deze elementen wordt er aangeboden:
- Ambachten, zoals houtbewerking, pottenbakken, kaarsen maken, weven etc.;
- Kunst, zoals toneel, muziek, schilderen, etc.;
- Tuinbouw cursussen en werkgelegenheid betreffende synergische tuinaanleg of permaculuur;
- Formeel onderwijs in de vorm van cursussen die door spirituele of intellectuele “guru’s” gegeven worden;
- Ervarings en persoons gerichte zelfontwikkeling: cursussen over meditatie, persoonlijke relaties, familie opstellingen of zelfkennis;
- Alternatieve benadering tot de gezondheid en welzijn: homeopathie, acupunctuur, hypnotherapie, Shiatsa massage, Ayurveda, Yoga, Reiki etc.;
- Een plattelands omgeving die geschikt is om de band met de aarde en de natuur te voelen.
Dit kan als een vorm van toerisme beschouwd worden, omdat de mensen uit eigen vrije wil naar een gebied reizen dat anders is dan hun thuis omgeving en waar zij op zijn minst één nacht verblijven. Op deze bestemmingen zijn er geplande attracties voor de bezoekers (toeristen), zoals de cursussen die daar gegeven worden, tuinieren of enige ander soort activiteit zoals hierboven aangegeven.
Verder hebben de toeristen een zekere motivatie met bijbehorende behoefte, die op zijn beurt weer verwachtingen creeëren. De toeristen hebben een serie ervaringen die uit gedeelde of nevenbelbronnen voortkomen en aan het einde van hun verblijf evalueren zij deze ervaringen. Het type authenticiteit is vooral activiteits gerelateerd (existentialistisch) en tenslotte heeft de toerist een economische inbreng die uit geld of vrijwillgers werk kan bestaan.
Bij de meeste New Age bestemmingen schijnt financiële winst niet van groot belang te zijn in vergelijking met de onderwijs elementen en de overdracht van alternatieve ideologiën. De financiële kant van de zaak wordt eerder gezien als een manier om alternatieve levensstijlen en cultuur te entameren en in die zin verschilt het New Age toerisme van de traditionele vormen van toerisme. Daarbij is het belangrijk in te zien, dat rijkdom of armoede geen invloed op dit soort toerisme uitoefent. Alle soorten mensen kunnen New Age bestemmingen bezoeken en in sommige gevallen kan het (arme) studenten betreffen, drugsverslaafden die willen afkicken of eenvoudigweg mensen die niet veel om materiële rijkdom geven, terwijl aan de andere kant er ook New Age centra zijn waar financiële bijdrages behoorlijk pittig kunnen zijn. Zoals het geval is bij andere vormen van duurzaam of verantwoordelijk toerisme verandert het punt of toeristen rijk of arm zijn niets aan de argumentatie.
Onder de activiteiten die bij New Age bestemmingen gepresenteerd worden vormt het leven in een gemeenschap of commune de basis, waar de principes van alternatieve levenswijzes gerealiseerd worden.
Bij verscheidene New Age bestemmingen die ik bezocht heb viel het op, dat wat typisch dagelijkse activiteiten in het stadsleven betreft deze op de bestemming in iets betekenisvols worden omgezet, terwijl het exotische tot een routine gemaakt wordt. De meeste bezoekers aan New Age bestemmingen (inclusief toeristen) zullen wel een keer de afwas moeten doen of in de tuin werken als onderdeel van het gemeenschaps leven en deze activiteiten worden daarbij interessanter gemaakt door de mogelijkheid tot zelf-ontwikkeling en het opbouwen van nieuwe relaties met de omgeving en milieu. Tegelijkertijd worden er exotische elementen geïntroduceerd via buitenlandse producten, exotische muziek instrumenten, gerechten van andere continenten of inheemse kleren. Men kan op eenzelfde New Age bestemming tegelijkertijd Buddhist, Hindu of Maya invloeden terugvinden.
Tuinieren maakt een belangrijk onderdeel uit bij New Age bestemmingen met een nadruk op synergische en permacultuur praktijken en waarbij de band met de aarde en gezonde eetgewoontes benadrukt worden. Een voorbeeld is de aanleg van een opwaartse kruidenspiraal, waar de kruiden die het minste water nodig hebben bovenaan komen en degene die minder zon behoeven aan de noordkant geplant worden.
Als onderdeel van het uitwerken van de menselijke relatie met het landschap worden vaak specifieke projecten opgezet zoals het graven van een vijver en het waterdicht maken met behulp van een uigekiend mengsel van klei en koeienstrond. Vele van dit soort projecten schijnen na een tijd nog wel eens vergeten te worden, wat weer verklaard kan worden uit het feit dat in de eerste plaats de uitvoering zelf van het project van belang is en niet zozeer het uiteindelijke resultaat. Door het uitvoeren van dit soort projecten wordt de ecologische gevoeligheid bevorderd, terwijl de ervaring van het werken in de natuur en het toepassen van oude overlevings technieken daarbij ook inspirerend kunnen werken.
Elke New Age bestemming heeft zo zijn eigen manier om te laten zien hoe uniek het centrum is en dit kan per centrum variëren van het zingen van liederen en uitvoeren van rituelen tot het eenvoudig weg elkaar iedere ochtend met een omhelzing te begroeten. Het gevoel van ergens toe te behoren is sterk, maar wat de mensen het meest samenbindt is de zelfverwezenlijking en in het algemeen het met zichzelf bezig zijn als algemene noemer onder de deelnemers (en toeristen). Op een of andere wijze is er een algemeen doel, alhoewel dit voor iedere deelnemer weer anders is, waarbij het gevoel erbij te horen een belangrijk onderdeel is, maar nooit een oorspronkelijke opzet. Het New Age toerisme in die zin is een middel en geen doel.
De relatie tussen New Age centra en hun directe sociale omgeving levert een hele serie interessante observaties op. Op de boerderij van VerdEnergia Pacifica in Costa Rica worden er branders gemaakt die op (oude) plantaardige olie werken en waarmee uitstekend op gekookt kan worden. Ze worden onder de plaatselijke bevolking verspreid en vormen onderdeel van een duurzame ontwikkeling in die zone.
Geheel anders is de observatie dat vanwege het karakter van New Age bestemmingen dat betrekking heeft op zelfverwerkelijking, bevrijding, voldoening en het streven om het zelf en de maatschappij de transformeren er een gat kan onstaan met de directe relatie met een plaatselijke bevolking. De meeste New Age bestemmingen liggen op het platteland, wat betekent dat de plaatselijke bevolking daar nog niet of nauwelijks door postmoderne tendensen beïnvloed is en nog in moderne tijden of daarvoor leeft. Dit houdt dan vaak in dat de wat traditionelere Christelijke opvattingen nog gangbaar zijn en een ieder die daar van afwijkt al snel voor heidens uitgemaakt wordt. Het is mij opgevallen dat vele commune leden bij een New Age centrum uit steden afkomstig zijn en duidelijk met postmoderne ontwikkelingen bekend zijn, wat dan het gat verklaart dat zich tussen New Age mensen en een plaatselijke bevolking kan voordoen. Wel moet ik hieraan toevoegen, dat er nog te weinig wetenschappelijk onderzoek verricht is om dat als algemeen geldend aan te merken.
Welzijns Toerisme
Het is nuttig eens naar een ander soort toerisme te kijken, dat perfect bij de postmoderne tendensen aanpast, maar anders is dan het New Age toerisme. Een brochure die onlangs door het Duitse verkeersbureau uitgegeven is begint zo (q32): “Bent u op zoek naar een persoonlijke welzijns ervaring? Yoga in Allgäu, thalasso bij de Baltische zee, tochten in het Zwarte woud of fietsen rond het Mecklenburg meer? Wilt u golf spelen, van een heerlijke hete-steen massage genieten of van een verrukelijk gezond diner?” Behalve deze aanbiedingen wordt er ook de nadruk gelegd op het revitaliserende karakter dat een verblijf bij deze centra opwekt als onderdeel van de behoefte van mensen “om er even helemaal uit te zijn”.
Het punt van de persoonlijke gezondheid is hierbij belangrijk en wordt gecombineerd met ontspanning en het beleven van een natuurlijke omgeving. De meeste welzijns centra zijn zeer luxueus en vrij duur en behalve de overnachtingen, maaltijden, attracties en activiteiten wordt er ook gespecialiseerd personeel aangeboden zoals fysiotherapeuten, diëtisten, natuurlijk gezondheids verzorgers of trainers in het algemeen om ervoor te zorgen dat de toerist “zijn werk-leven balans weer in verhouding krijgt”.
Het moet duidelijk zijn dat het hier in de eerste plaats om lichamelijk welzijn gaat, waarbij yoga bijvoorbeeld toegepast wordt als een ontspannings methode om een zekere rust met het eigen lichaam te vinden. In de meeste hotels is er een duidelijke klant-personeels verhouding en dit personeel is erop getraind om het die klant zoveel mogelijk naar de zin te maken. Comfort is een heel belangrijk ingrediënt en daarbij horen ook de schoonheids behandelingen, stoombaden, jacuzzi’s en dit alles in een luxueuze en ontspannen omgeving.
In het toerisme kunnen we een schaal maken aangaande de levensstijlen van toeristen. De ene kant betreft de toerist, die zeer individualistisch is en dus alleen of met partner rondreist. Dit soort mensen maken hun eigen reisschema´s en willen op hun eigen ritme reizen. Zij willen actief bezig zijn, vermijden doorgaans wat als “toeristisch” bekend staat en hebben een duidelijke interesse in de plaatselijke bevolking en cultuur. Vrijwilligers werk is een serieuze optie en de confrontatie van zichzelf met mensen van andere culturen is heel belangrijk. Deze mensen stellen zichzelf in extreme fysieke situaties of in sociaal opzicht op de proef met nadruk op hun eigen prestaties (q52). Deze kant van de schaal noemen wij de idealistische toeristen kant en daar dit soort toeristen zich makkelijk tegen de hoofdstromingen afzet wordt ook wel de naam allocentrisch gebruikt.
Het andere uiterste van de schaal wordt gedomineerd door gemakszucht, waarbij alles inbegrepen en voor de toerist geregeld moet zijn. Dit houdt in dat deze mensen geen kopzorgen willen hebben en zich kunnnen ontspannen, niet hoeven na te denken en vooral met het eigen lichaam bezig kunnen zijn door middel van zonnebaden, massages, of plastische chirurgie, bijvoorbeeld; verder willen zij wel de beroemde toeristische “highlights” zien, maar hebben weinig of geen interesse in het wel en wee van de plaatselijke bevolking. We noemen dit de psycho-centrische kant.Gedetailleerdere informatie over levensstijlen in het toerisme kan op deze site verder gevonden worden.
Het allocentrische type toerist richt zich meer op spirituele zaken en sluit daarbij dichter aan bij het New Age toerisme, terwijl het bij de psychocentrische kant om een grote interesse in het eigen lichaam gaat en niet zozeer de geest en heeft daardoor meer betrekking op onder andere het welzijns toerisme (ook gewone strandvakanties vallen hieronder). Opvallende externe verschillen liggen onder andere op sociaal niveau. Bij het New Age toerisme gaat het meer om de gemeenschap, terwijl bij het welzijns toerisme het om de indvidu gaat die doorgaans met partner of familieleden reist; bij het New Age toerisme zitten deelnemers, vrijwilligers, communeleden en instructeurs samen aan tafel bij de maaltijd en de bediening is alleen self-service, maar bij het welzijns toerisme heeft de deelnemer zijn eigen tafel en wordt bediend en hoeft zich daarna geen zorgen over de afwas te maken. Zo zijn er nog vele verschillen te noemen die allen één ding gemeen hebben: de zorg en bezorgdheid om zichzelf, waar het ene type dat op spiritueel en het andere op lichamelijk niveau doet.
Postmoderne tendensen in het toerisme
Niet alleen de Westerse maatschappijen zijn door de postmoderne tendensen beïnvloed, maar ook op andere continenten kan dit steeds meer waargenomen worden. Hoewel deze tendensen onder andere een grotere interesse in New Age en in het welzijns toerisme tot gevolg gehad hebben, zijn beide toch van oudere datum. Het welzijns toerisme bestond in de negentiende eeuw al (zie de spa hotels in Frankijk of Duisland) en aan het begin van de twintigste eeuw bestonden er al vroege voorbeelden van New Age-achtige projecten. Het welzijns toerisme heeft altijd een zekere cliëntele gekend en niet alleen omdat de term vele verschillende activiteiten omvat (het modernere gezondheids toerisme is er een van), maar gedurende de eeuwen heeft er altijd een behoefte onder zekere maatschappelijke klasse bestaan aan maatschappelijke druk tijdelijk te willen ontsnappen.
Het leven in een commune of New Age centrum is tot nu toe nooit als onderdeel van het toerisme beschouwd, noch het vrijwilligers werk op deze bestemmingen. Er valt niet alleen een toename aan New Age centra te bespeuren, maar ook een groeiende interesse van een wijder publiek hebben tot een hogere graad van acceptatie geleid. New Age centra proberen zelf ook duidelijk een opening te creeëren en willen steeds meer op nationale en internationale niveau’s gehoord worden via vakverenigingen en web pagina’s. We kunnen inderdaad al zien dat in het toerisme elementen van New Age “geleend” worden en dat sommige hotels New Age elementen aanbieden met wel het belangrijke verschil, dat New Age mensen in de eerste plaast het Zelf en de maatschappij willen veranderen, maar deze hotels eerder toeristen hulp bieden om in een postmoderne maatschappij te overleven.
Een belangrijke manier om een sociaal fenomeen zoals het toerisme te bestuderen is door bij de extremen te beginnen. Op de toeristen levenstijlen schaal kunnen we aan beide uitersten een groeiende bezorgdheid zien met het Zelf, de persoonlijke identiteit, zelfverwerkelijking, welzijn en de speurtocht naar alternatieven. Alleen de observatie al dat tegelijkertijd aan beide uiteinden van de toeristen levensstijl schaal een duidelijke groei waarneembaar is laat ons allereerst zien, dat toeristen steeds meer hun eigen weg gaan zoeken en onder invloed van het postmodernisme een onafhankelijkere rol gaan spelen. Een van de observaties die hierbij naar voren komt is de neiging van toeristen niet meer één soort vakantie te willen hebben, maar binnen dezelfde vakantie vele verschillende types mengt: men wil een beetje welzijns vakantie, maar ook een aantal dagen op heel avontuurlijke wijze actief bezig zijn, wat cultuur innemen en ook nog aan het eigen ik werken doormiddel van een Reiki cursus. Men mengt veel meer leer-elementen met vormen van recreatie, bijvoorbeeld.
Het kan enigzins vergeleken worden met het gedrag van vele postmoderne mensen, die bij het televisie kijken in hoog tempo vele kanalen doorlopen en hier en daar even snuffelen aan het type programma, maar waarbij het er verder niet toe doet of het gehele programma gezien wordt of niet.
De tweede conclusie die wij kunnen trekken is dat reisorganisaties er beter achter moeten zien te komen wat deze postmoderne toerist nu eigenlijk wil en hem moeten volgen in plaats van door te gaan met standaard toeristisch aanbod. Het nauwe keurslijf van de economische benadering van het toerisme als leverancier – product – klant relatie belet een beter begrip van wat het toerisme in postmoderne tijden inhoudt.
Niet alleen is er het punt van de veranderende manier van handelen van toeristen en de reisorganisaties die daar op moeten reageren, maar ook levert het opkomen van New Age toerisme een derde waardevolle observatie op: de veranderingen die het begrip authenticiteit in het toerisme doormaakt. Terwijl gedurende de tweede helft van de 20ste eeuw de authenticiteit die in het toerisme toen een rol speelde vooral object gerelateerd was en een object of fenomeen echt diende te zijn (de gletscher Perito Moreno in Argentinië bijvoorbeeld), deed zich gedurende de jaren negentig een verschuiving voor naar de symbool gerelateerde authenticiteit, waarbij het het echt zijn van een object niet meer centraal staat, maar wel de ervaring die de toerist eraan overhoudt (zie Disney World). De laatste jaren bij vooral het New Age toerisme zien we een ander soort authenticiteit naar voren komen: de activiteits gerelateerde authenticiteit, die vooral existentialistisch ingesteld is: van belang zijn de innerlijke gevoelens van de toerist als resultaat van een of andere activiteit, terwijl de objecten of fenomenen zelf geen directe rol meer spelen (door te gaan vissen krijgt men een geweldig gevoel van pais en vree – een authentieke ervaring). Deze laatste vorm van authenticiteit schijnt in het algemeen aan interesse te winnen en onderstreept nog eens de onafhankelijkere rol die toeristen aan het spelen zijn, waarbij er steeds meer belang gehecht wordt aan wat zij voelen en willen voelen.
Het is duidelijk dat bovenstaande tendensen ten gunste van het duurzaam toerisme zijn en ook een duurzame ontwikkeling in het algemeen steunen, alhoewel de belangrijkste deelnemer – de toerist – daarbij tot nu toe buiten spel gehouden is. Het is moeilijk met een duurzame toeristische ontwikkeling bezig te zijn zonder duurzaam ingestelde toeristen en de hier omschreven tendensen wijzen op een grotere betrokkenheid onder hen.
Het New Age toerisme zou als zodanig erkend moeten worden en hoewel het maar een klein marktonderdeel vormt en dat ook zal blijven vanwege het karakter ervan, de groeiende verspreiding van dit soort toerisme geeft ons een duidelijke indicatie van toekomstige ontwikkelingen in het toerisme.
Voorbeelden van New Age toerisme kunnen hier gevonden worden:
http://www.verdenergia.org
http://www.lacittadellaluce.org
http://www.reiki.it
http://www.fincaipe.com
De principes van de reflexiviteit in het toerisme: http://www.tourismtheories.org/?cat=121
Over authenticiteit zie: http://www.tourismtheories.org/?cat=49
Deze website is niet commercieel en genereert geen inkomsten; daarom wordt het op prijs gesteld, wanneer diegenen die de inhoud ervan actief gebruiken (werkzaam in het toerisme, studenten en academici) een vrijwillige donatie maken – klein en symbolisch als die ook mag zijn – door op de DONATE toets te drukken (Paypal systeem) onderaan deze pagina
Alle rechten voorbehouden. De gehele of gedeeltelijke reproductie is verboden zonder de toestemming van Marinus C. Gisolf en zonder bronvermelding
Geef een reactie
Duurzaamheid en Toerisme
DUURZAAMHEID
Inleiding
De relatie tussen duurzame ontwikkeling en toerisme is het onderwerp, waar deze reeks artikelen over gaat. Daartoe kijken wij eerst naar wat de achtergronden zijn en naar het waarom van duurzaamheid. De duurzaamheids discussie is op gang gekomen omdat er een aantal zaken bezig zijn behoorlijk scheef te lopen: biodiversiteit vermindert, ozon lagen worden aangetast, broeikas effecten beginnen voelbaar te worden, bevolkings groepen worden achtergesteld en er zijn langzamerhand zoveel symptomen, dat het op een ziekte lijkt. Het duurzaamheids principe is in eerste instantie ontwikkeld als antwoord hierop.
Om in te kunnen zien hoe diep het vernielende element is ingeworteld in vooral de westerse maatschappijen en waarom er de noodzaak ontstaan is ons milieu met andere ogen te gaan bekijken, moeten we eerst in vogelvlucht het een en ander in historisch perspectief zetten.
De problematiek
Vanuit een juridisch oogpunt is het interessant te zien hoe de rol van ons milieu met de tijden veranderd is. Het gaat dan om zaken die deel uitmaken van het collectieve onderbewust zijn van een hele maatschappij of van een grote groep mensen, die hetzelfde milieu delen. Hoe men – vanuit een juridisch oogpunt – het milieu en de natuur bezag is over de eeuwen behoorlijk gewijzigd. Het Romeinse recht onderkent in deze twee belangrijke begrippen: een zaak of een goed kan niemand toebehoren en er zijn zaken of goederen die iedereen toebehoren. Deze begrippen staan bekend in het Latijn als res nullius en res comunis. De vlinder die zorgeloos voortdwarrelt heeft geen eigenaar; echter op het moment dat zij gevangen wordt, krijgt zij wel een eigenaar en houdt op res nullius te zijn en is een gewoon goed geworden. In het geval van res comunis denken wij aan zaken die ons allen toebehoren, zoals de lucht die we inademen, het zonlicht of de zee. Deze zaken hebben nooit een eenmalige eigenaar.
Hoe meer mensen er op de planeet zijn, hoe sterker de tendens, dat minder zaken tot de categorie res nullius behoren en de goederen die ons allen toebehoren van nog groter belang worden. En het moge duidelijk zijn, dat de natuur in de vorm van flora en fauna van origine tot de res nullius gerekend werd
De mens heeft zich altijd georganiseerd met betrekking tot zijn milieu; sociale of economische structuren zijn van origine erop gericht geweest een plaats te waarborgen in het milieu en in de natuur en het is deze relatie van de mens tot zijn omgeving, die door de geschiedenis heen aan veranderingen onderhevig is geweest.
Vanaf de ontwikkeling van de eerste homo sapiens, concurreerde deze met alle verdere dieren in de natuur voor het vergaren van voedsel. De natuur had geen eigenaar, de mens vormde onderdeel van de natuur en had het begrip ‘eigendom’ nog niet uitgevonden. Toen de mens de landbouw begon te ontwikkelen ontstond er de situatie, waarbij men zich bewust begon te worden dat er zaken in de natuur waren, die wel een hele groep mensen toebehoorden, maar dat de dieren hiervan uitgesloten moesten worden. In juridische termen is het feit van het uitsluiten de basis voor het begrip eigendom.
De negatieve invloeden, die de landbouw en veeteelt hadden kunnen hebben, werden verzacht door het feit, dat de mens (en dan denken we aan 20 of 30 duizend jaar geleden) zich nog onderdeel van de natuur voelde. De magie van het groeien en de band met de aarde stond voorop in het besef van het milieu. Vanaf het moment dat de mens niet meer rondtrok en dorpen begon te vormen – die later steden zouden worden – is de band met de natuur en het milieu geleidelijk veranderd. Een en ander is het gevolg geweest van het Gods begrip en het geloof van de mens als Zijn creatie. De visie van de mens in het centrum van het universum heeft ook geleid tot de ontwikkeling van het privee eigendom. De mens bedacht zich het recht toe om iets te hebben, waarvan verder iedereen uitgesloten is – een ontwikkeling die vooral in de westerse wereld van belang zou blijken te zijn.
Pas veel later in de geschiedenis van de mensheid ontstond er een noodzaak om res nullius tot op zekere hoogte te gaan beschermen, waardoor er de figuur ontstond van het openbaar- of staatsbezit. Dit geldt voor die goederen waarvan een zekere bevolking het recht heeft juist niet uitgesloten te zijn, maar alle andere mensen wel. Zoals we verderop in dit stuk zullen zien, spelen hier ook economische overwegingen: de natuur – nog in vele streken een res nullius en als zodanig zonder economische waarde – eenmaal gevangen, gekapt of geschoten verandert in eigendom met economische waarde.
Vanaf de zeventiende eeuw zijn de concepten van het persoonlijk en openbaar eigendom volop ontwikkeld tot zo’n hoge mate, dat het privee eigendom een absoluut karakter gekregen heeft en bijna onaantastbaar geworden is, waardoor de band met het milieu, de natuur of de maatschappij verbroken werd, als ook de verantwoordelijkheid jegens dat milieu: het recht van eigendom is tegenwoordig zelfs het recht om eigen eigendom te vernietigen. Mocht er in vroegere tijden nog een overeenstemming heersen over hoe een plaatselijk milieu behandeld moest worden, is zelfs die band – en daarmee een enorm stuk sociale solidariteit – verloren gegaan ten gunste van het onaantastbare eigendom, dat iedere inmenging door mensen, milieu of andere noodzakelijke overwegingen voor het behoud van een gemeenschap, buiten sluit. En daarmee komt ook ter sprake, dat eigendom maar gedeeltelijk gezien wordt als een recht voor de toekomst van familieleden. In de westerse maatschappijen bestaat er, gedeeltelijk vanwege hogere rechtszekerheden, levensverzekeringen en hoge belastingen over erfenissen, ook nog eens een tendens, dat de toekomst van de volgende generaties in mindere mate een bron van zorg vormt. Met alle zogenaamde zekerheden komt dat wel goed, denkt men dan. De afnemende religieuze interesse die daar het gevolg van is, het leven in het heden, de modieuze kant ervan, het gevoel van ‘je leeft maar een keer’ en een steeds dominerende rol van “dit is van mij en niemand kan daar aan komen” beginnen te overheersen. Het gevoel van eigendom in de westerse wereld gaat zover, dat niet eens kinderen of kleinkinderen daarin betrokken worden. Eigendom vormt een bijna onlosmakelijk geheel met het ego van de mens en niet alleen de overwegingen over toekomstige generaties spelen een marginale rol, maar ook de solidariteit met de medemens en het milieu is voor een groot stuk verdwenen. De zaken die geen eigenaar hebben bestaan bijna niet meer en zelfs de zaken onder de res comunis staan onder druk, en niet alleen vanwege vervuiling, maar ook door de steeds verder groeiende tendens alles in deze wereld op een of andere manier als ‘eigendom’ te willen kenmerken – hetzij privee of van de staat. Het drinkwater is hier een voorbeeld van.
Economisch gezien betreft in moderne markt gestuurde economiën het begrip rijkdom alleen, wat geldelijke waarde heeft. Goederen of diensten, waarvan de waarde niet in geld uitgedrukt kan worden, worden niet onder het begrip ‘rijkdom’ gerekend. Dit betekent, onder andere, dat de natuur niet tot het begrip rijkdom gerekend wordt, omdat die doorgaans geen (financiële) marktwaarde vertegenwoordigt. De vernieling van de natuur wordt vervolgens niet als een verlies gezien. Integendeel, deze vernieling vormt een belangrijk onderdeel voor de toename van rijkdom – bezien vanuit het oogpunt van markt economiën.
Dit is niet altijd zo geweest. In voorgaande eeuwen waren de kapitaal georiënteerde economiën niet alleen op de waarde der dingen gericht, maar was er ook een inhoudelijke kant vanuit het oogpunt van het kapitaal. Een initiatief vergt een investering en dit moet tot de productie van goederen leiden. De investering begint als zodanig een economisch leven te leiden. Met kapitaal produceert men. Echter is dit inhoudelijke begrip vooral na de tweede wereldoorlog naar de achtergrond gedrongen, terwijl de formele kant – de waarde ergens van wordt door de markt bepaald – nu geheel de overhand heeft. Dit heeft in groeiende mate geleid tot het gebruik van kapitaal om meer geld te verdienen zonder echter productief bezig te zijn. Het speculeren op de beurs is hier een voorbeeld van: een “spel” met geld waarbij de één rijker wordt en de ander armer. De handel in onroerend goed, het verzekeringswezen als ook de handel op de deviezen martk kunnen in deze context worden genoemd. Hoeveel mensen verdienen staat steeds meer centraal en niet hoeveel iemand produceert – fysiek, mentaal of cultureel.
De toenemende druk in markt economiën om kapitaal te reproduceren heeft geleid, onder andere, tot een steeds kortere productie cyclus. Voornamelijk op twee manieren komt dit tot stand: door ervoor te zorgen dat een product een kortere levensduur heeft of door er een mode element aan te verbinden, waardoor dit product na enige tijd – zijnde ouderwets geworden – zijn markt waarde verliest en vervangen wordt, alhoewel het product in nog uitstekende staat kan verkeren. Simpelweg gezegd, om maar te kunnen blijven produceren op een steeds hoger ritme, daarmee toegevend aan de dwang om steeds sneller winsten te produceren, moet er een steeds groeiende productie zijn. De consequenties hiervan voor de natuur zijn tweeërlei: in toenemende mate worden er grondstoffen aan de natuur ontrokken en, ten tweede, is er een snel groeiende berg afval die aan de natuur wordt ‘teruggegeven’ door het steeds sneller afdanken van het geproduceerde. Beide effecten leiden tot de vernieling van de natuur, maar dit wordt niet als een economisch verlies gezien, maar eerder als een ingebouwd noodzakelijk onderdeel om meer (geldelijke) rijkdom en ontwikkeling te creeëren.
Het is tot de markt gerichte economiën doorgedrongen, dat de natuur niet vervangen kan worden en dat de reproductie ervan relatief langzaam verloopt. Dit betekent, dat als het kapitaal op langere termijn de eigen reproductie wil veilig stellen, er beschermende maatregelen genoemen moeten worden wat de natuur betreft. Dit heeft tot het toch wat merkwaardig gevolg geleid, dat er in vele markt economiën in de bescherming en ook het ‘repareren’ van vernielde natuur geïnvesteerd wordt, ondanks het feit dat die natuur zelf nog steeds geen marktwaarde wordt toegekend en de vernieling ervan op monetair gebied niet te meten valt. Vanuit markt technisch oogpunt investeert men in de bescherming van iets wat markt technisch niet bestaat.
Het zijn deze markt economische inzichten, die vooral gedurende de laatste 150 jaar een grote vlucht hebben genomen en mede schuldig zijn aan de enorme verwoesting der natuur.
De mensheid leeft op voet van ongelijkheid met de natuur. Gedurende de tweede helft van de twintigse eeuw is het aantal diersoorten verminderd met bijna 30%. Echter, nergens in de wereld staat dit verlies aan biodiversiteit als een economisch verlies genoteerd. Het moge duidelijk zijn, dat gedurende deze periode de limieten van duurzaamheid overschreden zijn en de snelheid, waarmee de natuur zich reproduceert nu ver achter ligt bij het ritme, waarmee het kapitaal zich vernieuwd. Met andere woorden gebruiken we de aarde meer, dan dat zij ons kan geven. Onze aarde heeft zo haar beperkingen wat natuurlijke bronnen betreft, maar ook als ‘ontvanger’ van afval en CO2 uitstoot, onder andere. De grondslagen van de markt economiën sluiten echter de ogen voor het onderhoud van de aarde. Men is dermate geconcentreerd op het produceren van winsten, dat al het andere daaraan onderschikt gemaakt is en er zelfs niet naar onze aarde omgekeken wordt en zeker niet met een blik op de toekomst. De reproductie van kapitaal dient nu te geschieden, en morgen zien we wel weer hoe we dan nog winsten kunnen maken. Met andere woorden wordt op versnelde wijze het leven op aarde opgeofferd om op korte termijn kapitaal te kunnen reproduceren.
Het een en ander heeft geleid tot wat wij de comsumptie maatschappij noemen, waarbij het kopen bijna even belangrijk geworden is als het hebben (in eigendom) en het steeds vaker om goederen gaat, waarvan we ons kunnen afvragen of we ze wel nodig hebben. Het betreft nu een maatschappij, waarbij consumptie een overlevings zaak is geworden, waar de solidariteit binnen die maatschappij aan het verdwijnen is en het ego van de mens en zijn eigendom zo centraal zijn komen te staan, dat men zich slechts met het heden bezig houdt en de toekomst nauwelijks een rol speelt bij gedrags patronen.
Er spelen helaas nog meer factoren een rol, die het panorama er niet mooier op maken. De landbouw sector lijdt onder de druk van te weinig investeringen vanwege de rentabiliteit ervan en ook door het feit dat steeds meer geld gebruikt wordt om alleen maar meer geld te creeëren zonder dat daar enige productie aan te pas komt. Met besteedt geld alleen maar met het doel zo snel mogelijk meer geld te verdienen zonder dat er aan basis zaken, zoals voedsel productie, gedacht wordt. Onder druk van verminderde natuurlijke bronnen zoals olie, komen onder andere de bio-brandstoffen op de voorgrond, maar ook op dat gebied betekent dit een tol, die op de normale voedsel producerende landbouw geheven wordt. Voedsel wordt schaars en duur.
Het concept ‘duurzame ontwikkeling’
Maatregelen om milieu en natuur te beschermen en mogelijke verwoesting ervan tegen te gaan zijn dus pas laat in de geschiedenis van de mensheid aan de orde gekomen. De ideeën zelf over de bescherming van de natuur en van het milieu zijn oud, daar tot op zekere hoogte de scheiding van mens en natuur zich langzaam voltrokken heeft; echter als een duidelijke beweging van social karakter moeten we terug naar de negentiende eeuw (industriële revolutie). Gedurende de 1860´s zijn er een aantal Nationale Parken in de VS opgezet (o.a. Yellowstone) en landen zoals Canada, en Australia volgden snel. In Nederland zijn er ook kentekenen zichtbaar uit die tijd: de Nederlands Vereniging voor Dieren Bescherming is opgericht in 1864. Enigszins later was de oprichting van de bekende Nederlandse Vereniging van Natuurmonumenten in 1905. Op internationaal niveau werd in 1913 de eerste acte getekend van wat de stichting van de Advies Commissie voor Internationale Bescherming van de Natuur zou worden (die nu bekend staat als de World Conservation Union). In die tijd stond de bescherming van specifieke natuurgebieden centraal.
Een geheel nieuwe ontwikkeling kan waargenomen worden aan het einde van de zestiger jaren. De na-oorlogse geboorte golf in Europa, en eind jaren vijftig de veranderende bevolkings structuren in de derde wereld, waarbij de werelbevolking enorm begon te groeien (demografische transitie), vormden de grondslag tot het rapport van de Club van Rome (1972). Naast natuurbescherming en concepten zoals de ecologie, kwamen er twee andere cruciale factoren in beeld: armoede en honger. Een van de basis concepten die ontwikkeld werden, was dat voor een ecologisch gezonde maatschappij een radicale reorganisatie van sociale structuren op wereldniveau vereist was.
Eind jaren tachtig en begin jaren negentig kwam er een ander soort interesse opgang, waarbij op internationaal niveau het Bruntland Rapport (1987) en de Rio de Janeiro Conferentie (1992) mijlpalen vormden. Gedurende deze jaren werden er een aantal basis concepten ontwikkeld over wat duurzaamheid genoemd werd. Interessant is het, dat politiek gezien het idee van duurzaamheid door zowel rechts als links omarmd werd, daar het in overeenstemming brengen van economie en ecologie goed klonk.
Het toerisme heeft in deze drie ontwikkelings fases nauwelijks een rol gespeeld. Begin 20ste eeuw begon het toerisme zich duidelijk te ontwikkelen, maar op het gebied van natuurbescherming had dit weinig invloed. Gedurende de jaren zeventig “ontsprong” het toerisme de dans; het werd als een gezonde bezigheid gezien – de groene industrie.
Pas eind jaren negentig is het toerisme nauwer betrokken geraakt in de discussie over duurzame ontwikkeling en met name door het debat rond de biodiversiteit is het toerisme in de vuurlijn komen te liggen. In 2001 werden er regels opgesteld voor Biologische Diversiteit en Duurzaam Toerisme (Convention on Biological Diversity, 2001). De Verenigde Naties verklaarde het 2002 als het jaar van het Eco-Toerisme.
Hier moet overigens wel direct bij vermeld worden, dat de concepten van duurzame toeristische ontwikkeling al veel langer op “lagere” niveau’s van belang waren – met andere woorden hebben vele lokale actie groepen, milieu verenigingen en ‘NGO´s’ over de laatste 15-20 jaar een hele belangrijke inbreng gehad, terwijl juist op internationaal niveau de duurzaamheids discussie wat lijkt te stokken. De Johannesburg Declaratie over Duurzame Ontwikkeling (2002) bracht wel enig licht in de zaak en in 2003 werd het Marrakech Process gestart, wat een tien jaren plan is waarbij een aantal zogenaamde Task Forces zijn opgezet die op specifieke terreinen de milieu problematiek in kaart moeten brengen ter ondersteuning van plaatselijke initiatieven.
Waar in het algemeen overeenstemming over heerst zijn de drie belangrijkste pilaren waar het begrip duurzaamheid op steunt: bevordering van een gezond milieu en beschermde natuur, dan de actieve deelneming van alle betrokken partijen en tenslotte ook het economisch gewin voor alle deelnemers. Het gaat in de eerste plaats om de ontwikkeling van een land, een maatschappij, een streek of een gemeenschap, waarbij de natuurlijke bronnen en grondstoffen op zo’n manier benut worden, dat toekomstige generaties op dezelfde of op betere wijze in de noodzakelijke levensbehoeftes kunnen voorzien als de huidige. Met andere woorden gaat het bij duurzaamheid om een ontwikkelings visie, die duidelijk op de toekomst gericht is. Deze visie betreft het behoud van milieu en natuur in nauwe samenwerking met de bevolking in de ruimste zin van het woord. Dat betekent, dat er wordt erkend dat een gemeenschap, een plaatselijke bevolking of een ethnisch homogene groep mensen bescherming voor hun behoud nodig heeft. Daarnaast staat het punt, dat men op een ontwikkeling mikt, waarbij alle ‘deelnemers’ ook op economisch gebied er beter vanaf komen. Dat kan betrekking hebben op het inkomen, maar ook op plaatselijke infrastructuren of de toegang tot allerlei soorten (staats-) dienstverlening. Paralel hieraan zijn er via de Verenigde Naties een aantal rechten opgesteld, zoals die op voedsel, drinkwater, onderwijs en vele andere.
Om onze toekomstige generaties op dezelfde of betere wijze in hun levensbehoeftes te laten voorzien, moeten wij nu al de schadelijke acties van ons zelf tot een minimum gaan beperken. De schade die wij nu aan het aanrichten zijn, kan grofweg in twee groepen verdeeld worden. Ten eerste is er de groep van de iets kleinschaliger schadelijke factoren en dan zijn er de factoren op macro niveau. Bij de micro duurzaamsheids problematiek denken wij aan het probleem van teveel mensen op een plek (‘overcrowding’), vernieling van de natuur; vervuiling in het algemeen, overexploitatie, vandalisme en criminaliteit zijn ook voorbeelden van deze groep. Het werk van bescherming van natuurgebieden, het creëren van buffer-zones er omheen en milieu vriendelijke infrastructuren zijn allemaal doorgaans dure zaken om uit te voeren en financiering ervan wordt misschien te vaak nog als een zaak van de overheid gezien, en niet van een duurzame ontwikkeling die ons allen raakt. Andere voorbeelden zijn de organische teelt van groentes en ook de bodemontwikkeling door de toepassing van een permacultuur techniek en niet door het gebruik van kunstmest. “Recycling” is ook een voorbeeld van een zeer noodzakelijke praktijk. Vuil, afval, vuilnis en de diverse uitstoten zijn een gigantisch probleem geworden op zowel micro als macro niveau. Deze problematiek draait allereerst om de hoeveelheid ervan, hoeveel schade ermee veroorzaakt wordt en hoe langzaam stoffen afbreken.
Het is duidelijk dat veel acties voor een duurzame toeristische ontwikkeling vaak slechts op lokaal niveau genomen worden; actie groepen concentreren zich op een speciale zaak, terwijl andere schadelijke factoren niet aangepakt worden. Bij duurzame ontwikkeling ontbreekt vaak een duidelijke probleem definiëring en instructies voor oplossingen. Vaak ontbreken de financiële middelen, zijn er heel veel kleine bedrijven en instanties bij betrokken (langzame besluitvorming), zijn er geen voorschriften of wetten, is er een gebrek aan kennis, aan mankracht en vooral aan informatie.
Een uitgebreide organisatie structuur op micro niveau voor de duurzaamheids problematiek kan zeker een invloed hebben op het duurzaamsheids bewustzijn van een heel land, alhoewel van regeringswege de actie op dit terrein soms beprekt moge zijn. Zo kunnen we zien, dat het ene land verder gevorderd is op het gebied van natuur- en milieubescherming dan het andere. Plaatselijke comite’s, de zogenaamde ‘non-governamental organisations’ en actie groepen vormen vaak een belangrijke lobby voor een duurzame ontwikkeling in een streek.
Naast deze groepen van schadelijke effecten, die wij teweeg brengen, is er ook de zaak van directe negatieve effecten die makkelijk waarneembaar zijn versus de ontwikkelingen, waarvan het niet altijd duidelijk is welke schade berokkend wordt. Als voorbeeld op micro niveau kunnen we de landspeculatie noemen in toeristische zones - doorgaans gemanipuleerd niet door de lokale bevolking, maar door buitenlanders. Het effect hiervan op een lokale economie van een zone kan desastreus zijn. Toch is dit een probleem gebied, dat als zodanig nauwelijks erkend wordt.
De tweede groep van schadeberokkenende factoren is van een grootschaliger karakter: de aantasting van de ozon-laag, klimatologische veranderingen, het verminderen van ‘s werelds biodiversiteit, armoede, het buitensluiten van bevolkings groepen, het zijn allemaal voorbeelden van schadelijke gevolgen op macro niveau.
De macro problematiek, zoals de luchtverontreiniging van vliegtuigen, is een zaak van internationale samenwerking, terwijl op micro niveau vaak een regering of lokale overheden een heel belangrijke rol kunnen spelen, mits er door de betrokken partijen ook druk daartoe wordt uitgeoefend om actief deel te nemen naar het zoeken van oplossingen.
De Balans
Het moge nu wel duidelijk zijn op basis van bovenstaande beschouwingen, dat er meer nodig is, dan alleen goede intenties en een ontwikkeling, die toekomstige generaties erbij betrekt, om de aantasting van onze planeet tegen te gaan. De redenen, waarom onze planeet al zozeer aangetast is, liggen veel dieper, zoals aan het begin van dit artikel aangegeven werd. De begrippen van duurzame ontwikkeling zijn daardoor wel degelijk een belangrijk initiatief, maar de ziekte zelf wordt daar voorlopig niet mee verholpen. De economische problematiek, die geleid heeft tot het stelselmatig vernielen van de natuur, heeft veel drastischere oplossingen nodig, dan alleen een ontwikkelingsvisie. De houding van de (vooral westerse) mens – met al zijn eigendommen in zichzelf opgesloten – dient te veranderen. Door te gaan met het vergaren van rijkdom en eigendom, zou dommer zijn dan het mensdom al is. Geld moet weer gebruikt gaan worden om zaken te produceren en consumptie dient zich te beperken tot wat men nodig heeft; het consumeren moet consuminderen worden en de levensduur van producten zou duurzamer moeten worden.
De solidariteit met omgeving en milieu moet weer te voorschijn komen en daarmee ook de betrokkenheid met de toekomstige generaties. Nieuwe economische modellen gebaseerd op de nul-groei zullen noodzakelijk blijken.
Het moet uit dit betoog ook duidelijk zijn geworden, dat de duurzaamheids principes veel hanteerbaarder zijn op plaatselijk of regionaal niveau, terwijl waar het gaat om het veranderen van macro-economische systemen op zich zelf, er hele andere krachten aan het werk gesteld moeten worden. Om op plaatselijk niveau aan het behoud van onze planeet te gaan werken, kan het onderwijs in het algemeen een hele belangrijke rol gaan spelen als noodzakelijke factor om de huidige en toekomstige generaties bewust te maken van het belang van de solidariteit met de gemeenschap en met het milieu.
De rol van duurzame ontwikkeling moet langzamerhand groter worden, en niet alleen vanwege de broeikas effecten. Hiertoe moet er aan de volgende gebieden gedacht worden:
1. Er aan werken dat het begrip duurzaamheid in de wereld veel serieuzer genomen wordt – niet alleen op ecologisch gebied.
2. Er moet veel directere actie ondernomen worden om de invloed van de globaliserende processen om te buigen – d.w.z. de tendens om levensstijlen, culturen, gedrag en zelfs de taal over de hele wereld te homogeniseren. Een toeristisch product, bijvoorbeeld, moet uniek zijn en blijven om toeristen aan te kunnen trekken. In die zin is het globalisatieproces soms een dreiging voor toeristische bestemmingen.
3. Er moet een groeiende interesse onstaan in de ethische kant van de problematiek en in het algemeen in een sociaal verantwoordelijker bestuur. De toekomst van komende generaties dient meer in dit debat betrokken te worden.
Om op macro-niveau de noodzakelijke veranderingen teweeg te kunnen brengen, kan men aan de ene kant denken aan onafhankelijke wereld organisaties, zoals de Verenigde Naties, terwijl anderen eerder denken, dat juist het globaliserende effect van de huidige tendensen een onderdeel van het kwaad vormt, en denken aan oplossingen op het niveau van landen onder elkaar zonder overkoepelend orgaan. Het tegen gaan van ongeremd gebruik van natuurlijke gronstoffen zoals olie, ijzer of koper om er een paar te noemen vergt veel meer, dan goede intenties. Recycling kan op een veel grootsere schaal aangepakt worden en het moet duidelijk worden dat de benodigde investeringen hiertoe zeer spoedig gedaan moeten worden.
Zolang echter de mens het eigendom als absoluut blijft zien en daar zijn levensvisie op blijft baseren, zal het moeilijk zijn om enige verandering te bewerkstelligen. De visie, die de mens van zichzelf heeft, moet veranderen en daarmee zijn relatie tot zijn omgeving en het milieu….
Geef een reactie
De Toerist en duurzame ontwikkeling
Duurzame Ontwikkeling en de Toerist
Er is een element wat van zo’n groot belang in het toerisme is, maar waar een toerist zich van tevoren geen voorstelling van kan maken: duurzame ontwikkeling, behoud van natuur of de rol van plaatselijke identiteiten in het toerisme. De invloeden en voetsporen die de toerist achterlaat worden nog zelden door de toerist zelf geëvalueerd en er zijn nog erg weinig toeristen die gedurende hun vakantie hier geïnteresseerd in zijn. De reden is duidelijk: het bevredigt geen behoefte. Er is een hele klein groep toeristen (op de TL-schaal aan de geheel linkerkant) die zich gedurende hun vakantie daar wel mee bezig houden als onderdeel van zelf-realisatie bijvoorbeeld.
Hoeveel toeristen zijn er die aan het einde van hun vakantie eens rustig gaan zitten en hun hele reis nog eens nagaan op toegepaste duurzaamheid principes? Of het gebrek daaraan?
Nog heel weinig, ben ik bang. Wat wel vaker gebeurt, dat men gedurende de vakantie zaken opvalt die een duidelijk gebrek aan ecologische of andere motieven tonen. Als onderdeel van de continue evaluatie kan een toerist zich schuldig voelen als hij na uren door een dor landschap gereden te hebben in een hotel aankomt met weelderige tuinen, zwembaden en de sproeiers overal aanstaan. Zelfs de meeste ongevoelige toerist zal dit soort dingen opvallen. Het contrast tussen arm en rijk is een ander punt, waarbij toeristen spontaan een vraagteken plaatsen. We weten allemaal dat er vele toeristen zijn die stiekem wel foto’s willen maken van schrijnende armoede, omdat later bij thuiskomst dit het avonturen element verhoogt, maar tegelijkertijd zijn er vele toeristen die zich afvragen of ze niet een project kunnen steunen om de armoede te verlichten. In heel veel gevallen blijft het hierbij wat de duurzame bespiegelingen van toeristen gedurende of na hun vakantie betreft.
Er zijn twee manieren om dit te veranderen. De eerste is door bij de toerist een behoefte te creeëren aangaande zijn rol en invloed op het milieu en de verzachting ervan. Helpen de planeet te beschermen kan wel degelijk een motivatie vormen.
De ervaring wijst uit dat hoe meer toeristen onderweg met duurzaamheids praktijken geconfronteerd worden, hoe meer hun interesse ernaar uitgaat. Wanneer bij een hotel er duidelijke scheiding van vuilnis aanwezig is, en bij een ander niet, dan kan dat al commentaren van toeristen opleveren.
Toch is het aantal toeristen, dat daadwerkelijk probeert er achter te komen hoe duurzaam een hotel of toerstenattractie werkt, nog steeds klein. Weinig toeristen zijn echt geïnteresseerd hoe een hotel zijn water verwarmt, hoe het riool werkt of hoe plaatselijk het personeel eigenlijk wel is. Ook wat bouwmaterialen zien we, dat de toerist bijna altijd eerst naar het comfort kijkt en dan pas hoe iets gemaakt is.
Wat heel vaak wel het geval is, dat toeristen ervan houden om kritisch te zijn en de meeste mensen het ook prettig vinden wanneer er naar hun opinie gevraagd wordt.
In die zin kan een betere voorbereiding van toeristen wat de duurzaamheids praktijken betreft leiden tot een kritischere houding, die dan via opinie onderzoek bevredigd kan worden. Het is een van de manieren om bij toeristen een behoefte te creeëren op het gebied van duurzame ontwikkeling, wat weer een van de basis voorwaarden is om juist de toerist direct bij een duurzame ontwikkeling te betrekken.
De tweede mogelijkheid is door duurzame gedragscodes verplicht te stellen. Men wacht dus niet af, of de toerist gemotiveerd raakt of niet, maar er worden een aantal regels ingesteld, waar de toerist van tevoren van op de hoogte gesteld wordt (internet!) en waarvan de toerist blijk moet geven dat hij de regels kent. Toen in 2001 de WTC aanslag gebeurde, stelde vliegvelden hele strenge controle maatregelen toe in naam van de veiligheid van de VS. Er is geen enkele reden om ook niet stricte maatregelen in te voeren in naam van de overleving van de Planeet.
Beide mogelijkheden kunnen tenslotte tot positieve vakantie ervaringen leiden en beide dienen dan ook serieuzer onderzocht te worden dan tot nu toe het geval is.
…
Geef een reactie
Alle rechten voorbehouden. De gehele of gedeeltelijke reproductie is verboden zonder de toestemming van Marinus C. Gisolf en zonder bronvermelding.
De authenticiteit van een gecertificeerd bedrijf in de reisbranche gerelateerd aan een symbool met totale of gedeeltelijke CDT, een of twee niveau’s, is nog geen garantie voor geëngageerde verhalen van de toerist zelf en levert helaas ook niet direct verkoop op, maar het punt is echter wel interessant bij Awards en/of publicaties op Tripadvisor..
Betekent een CDT nu dat een toeristisch bedrijf authentiek is of iets authentieks heeft? en dus afhankelijk van het feit is, of de toerist zelf een authentieke ervaring heeft of niet. Dit heeft voornamelijk te maken met de mensen ter plekke, die over voldoende servicebewustzijn beschikken en getalenteerd “echt ” zijn…
De mensen tegenwoordig kopen ervaringen, geëngageerde verhalen over bestemmingen, activiteiten of plaatselijke mensen, maar geen etiket. Gebruik een certificaat om je standaard te verhogen, maar niet als verkoops argument”.
Beste Leon,
Dank voor je reactie! Inderdaad is de vraag of een CDT betekent of een bedrijf inderdaad iets authentieks heeft een moeilijke en ik ben het er mee eens dat dit weer in hoge mate van de plaatselijke mensen afhangt.
Groeten,
Marinus